Verstaat dat de kosten op deze vernietiging gevallen zullen komen ten laste van den Lande.

BESCHIKKINGEN.

Raadkamer van 4 November 1895.

Voorzitter: als voren.

Artt . 240e al. 2 en 240 f Inl. Regl.

Wanneer de President van den Landraad heeft verklaard dat er geen termen zijn tot verdere vervolging van een verdachte, maar het Hoog-Gerechtshof (3e. Kamer) daarentegen icel termen daartoe vindt, doch de feiten, zooals zij uit het voorloopig onderzoek zijn gebleken, zouden behooren tot de kennisneming van een Rechtbank van Omgang, dan is bij geene wettelijke bepaling aan het Hof (3e. Kamer) de bevoegdheid toegekend om in dat geval. met vernietiging der beschikking van den Landraadvoorzitter, de zaak te verivijzen naar het Omgaand Gerecht.

Krachtens art. 240f al. 2 van het Inl. Regl. kan de verwijzing naar de terechtzitting door het Hof alleen geschieden naar die van den Landraad, wordende evenwel hierdoor geen inbreuk gemaakt aan de bevoegdheid van den Landraad om alsnog over zijne competentie in de zaak te oordeelen en dus, zoo noodig, zich van de kennisneming daarvan te onthouden.

HET HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË,

Gelezen de beschikking van den Voorzitter van den Landraad te Bodjonegoro de dato zeventien Augustus 1800 vyf en negentig. waarbij is verklaard dat er geen voldoende termen zijn tot verdere vervolging van de verdachten:

1. Wirohastro alias Kasmin, oud naar gissing zesentwintig jaar, geboren en laatstelijk woonachtig in de desa Prigi, district Pellem, regentschap Bodjonegoro, van beroep daglooner; en