En ten principale rechtdoende:

Verklaart den gerequireerde W. Laurens voornoemd schuldig aan eene overtreding van artikel 317a juncto artikel 394 van het zoogenaamd Jnlandsch Reglement, door als Griffier van de Rechtbank van Omgang te Djember te hebben verzuimd op negentien September 1800 vijf en negentig aan den door die Rechtbank wegens misdrijf tot straf veroordeelden Pa Doelatip af te vragen, of hij verlangde dat zijne zaak in revisie zoude worden behandeld.

Veroordeelt hem overzulks tot eene geldboete van f 10.— (tien gulden), met bepaling dat hij bij geheele of gedeeltelijke wanbetaling dier boete gedurende één dag in gijzeling zal kunnen worden gehouden.

Veroordeelt hem nog in de kosten zoo in eerste instantie als in cassatie gevallen.

(Derde Kamer).

REVISIE.

Raadkamer van 3 Augustus 1896.

Voorzitter: Mr. J. F. Kramer.

EERSTE AANLEG.

LANDRAAD TE PATJITAN.

Zitting van 22 Juni 1896.

Voorzitter: Mr. H. L. van Bloemen Waanders.

Art. 305. lo. Inl. Regl. — Bevoegde rechter.

Wanneer een beklaagde voor den Landraad terecht staat ter zake van misdrijf, maar uit het onderzoek ter terechtzitting mogt gebleken zijn. dat de ten laste gelegde feiten slechts eene overtreding, behoorende, tot de competentie van den politie-rechter, .daarstellen, mag de Landraad zich niet onbevoegd verklaren