En overigens zult'gij de mannen met uw onderzoek naar liet vaderschap hoe langer hoe meer drijven naar het Nieuw Malthusianisme of andere middelen, waarbij van geen vader- of moederschap sprake kan zijn.

Over hetgeen in beide adressen meer speciaal omtrent den socialen toestand der natuurlijke niet-erkende kinderen voorkomt, zal ik na hetgeen anderen daarover nu reeds hier geschreven hebben alleen dit mededcelen, dat, voor zoover mijne kennis van Indische toestanden reikt, behoudens wellicht enkele uitzonderingen, de door U bedoelde Indische natuurlijke kinderen hier van veel beter conditie zijn dan in Nederland. Ik geloof met succes te kunnen beweren, dat bijna ieder onzer hier bloedverwanten, vrienden of kennissen heeft, die, nog levende of geleefd hebbende met eene inlandsche of andere niet Europeesche vrouw, de daarbij door hen verwekte kinderen vroeger of later hebben erkend, en zelfs door opvolgend huwelijk met de moeder gewettigd; ja zelfs is het geen zeldzaamheid hier, dat een vriend van den vader, indien deze niet in staat is voor zijn kinderen te zorgen, of onverwacht komt te overlijden, zich het lot dier kinderen aantrekt, en ze, als het ware feitelijk adopteert, of, indien ze nog niet erkend waren, als de zijne erkent.

In andere gevallen komt het herhaaldelijk voor, dat de vader met eene Europeesche vrouw trouwt, maar zijn natuurlijk erkende voorkinderen medeneemt, en verder gelijkop met de wettige kinderen behandelt.

Dan zijn er nog zooveel andere inrichtingen en nobele personen hier, die voor die ongelukkige kinderen, erkend of niet, bij massa's zorgen, als waren het hun eigen kinderen.

Uw beweren dus, dat Uw adres vooral zoo noodig is voor de Indische natuurlijke kinderen, als zouden die het hier zooveel erger hebben dan in patria, waar tot de uitzonderingen behoort, wat hier regel is, gaat dus ook niet op.

Het vorenstaande zal U, hoop ik, voldoende hebben aangetoond, waarom ik mijne adhaesie aan Uw adres heb onthouden.

Mr. S. M. A. du MOSCH.