gelijk met jakob en esad, den eersten van wie, nog voor dat zij geboren waren , reeds veel grooter voor-» regten waren toegezegd, dan den tweeden (119). Het is dus geenszins van 's menschen verdienste of waardigheid , maar alleen van Gods vrije goedheid afhankelijk, of iemand eene bijzondere gunste van God erlangt of niet erlangt (120). Indien , gelijk ook de Schrift daarvan melding maakte, de eene met eene bgzondere gunst, aan eenen anderen geschonken , niet begiftigd wordt en in zijne verhardheid Gods welverdiend misnoegen ondervindt (121), dan kan van on-

ismael. Daar wil paülus bewijzen, dat het heil aan het geloof verbonden is, waar het dan ook gevonden worde. Hier wil hij onder het oog brengen, dat niet alle Israëlieten bestemd zijn , om het heil te erlangen.

(119) In de plaats Mal. 1: 2 , welke paulus hier aanhaalt, ligt het denkbeeld van afschuw en haat tegen Edom. Evenwel dunkt ons, dat wij regt hebben, om deze Oostersche, anthropopathische, uitdrukking aldus te verzachten. Verg. Gen. XXIX : 31.

(120) H. IX: 6—16. Hoe hiermede, volgens padlus, Gods regtvaardig oordeel over meer en min begunstigden gepaard gaat, kan men zien Rom. II: 11, 12. En hoe, volgens hem, van de zelfwerkzaamheid des menschen in het aanwenden der door God geschonkene gunste, wel degelijk 's menschen welzijn afhangt, zie men vooral 1 Cor. IX: 24. Welke plaats te meer opmerkelijk is , omdat paulus daar hetzelfde beeld des loopenden bezigt als Rom. IX; 16, en daar zegt: »Loopt alzoo, dat gij (de on verderfelijke kroone) verkrijgt;" terwijl hij hier zegt: «Het is niet van dengenen, die loopt, afhankelijk (of hij eene bijzondere gunste van God erlangt), maar van Gods genade." Beide evenzeer, en dit laatste niet minder dan het eerste, is volgens den Apostel aller behartiging overwaardig.

(121) Dat paulus zijne bewoording Rom. IX: 18 ontleent uit Eiod. IV: 21 is bekend. De niet regtstreeksche, maar schuinsche tegenstelling der twee leden van zijn gezegde, moet door wederzijdsche aanvulling der leden uit elkander worden opgehelderd 5 weshalve de zin is: Diens God wil, diens ontfermt Hij zich, zoo-