tijen, er noglans menigeen is, die er zich niet door laat wegslepen, maar nog, als in de dagen van mattathias, in de dienst van Jehova zijn' lust en lijne vreugde vindt.

Genaderd tot de vijfde of laatste Afdeeling van v. bemmelens geschrift, vinden wij ook deze verdeeld in twee Hoofdstukken, welke handelen over de belangrijkheid van dit tijdvak in de geschiedenis der Goddelijke openbaring aan Israël en aan het menschdom. Hoofdstuk I betreft de openbaring aan Israël. Bijzonder en hoogst gewigtig was de bedoeling van God in het bestuur van Israëls lotgevallen. Dit volk wilde God blijkbaar van den beginne af van andere volken afzonderen , opdat de dienst van Hem, den eenigen, waarachtigen God door hetzelve bewaard werd. En in het in dit tijdvak gebeurde zal nu gewis ieder vooreerst eene voortdurende uitvoering van dit plan vinden. Wat was hiertoe vroeger niet al gedaan! Abraham afgezonderd, aan jakob en zijne nakomelingen die afzondering bevorderende wetten en inrigtingen gegeven. Nu schijnt het wel vergeefs; maar Israël wordt balling, en niet dan wedergekeerd tot God en gezind om Gods wetten na te leven , mag het in der vaderen erve wederkeeren. Langzamerhand scheen het goede, door de ballingschap te weeg gebragt, weder te zullen verdwijnen en werd eene ineensmelting onder de andere bewoners der Syrische heerschappij en vernietiging van de dienst van Jehova van lieverlede levens waarschijnlijker Maar het kwade werkte ten goede; juist in dit tijdvak werd de Burgerlijke en Godsdienstige vrijheid tot eene vroeger nooit gekende hoogte opgevoerd.

Dit tijdvak is ten tweede in de geschiedenis der Goddelijke Openbaring aan Israël belangrijk als vervulling van t voorheen voorspelde.* Is dan, wat nu