Van heusde had veel van socrates geleerd; maar hij had het ook zelf in zijn eigen leven beoefend. Daarom kon niemand het levendiger teekenen dan hij. En daar hel er hem, even als dien ouden Wijsgeer om te doen was, niet om iets vreemds van buiten zijnen kweekelingen als in te gieten , maar om het geen binnen in hen was, in hen te ontwikkelen en op te voeden; zoo heeft hij ook dit met de school van socrates gemeen, dat er bij zijne uitslekendste en geliefdste vrienden, met al de eenheid van geest en van verhevene strekking, die van hem is uitgegaan, tevens de grootste, rijkste en gelukkigste verscheidenheid plaats heeft naar ieders eigenen aanleg.

Wat van heusde voor toekomstige Letterkundigen, Regtsgeleerden, misschien ook Geneeskundigen in liet bijzonder en naar den eigenen aard hunner wetenschap geweest is, durf ik niet beoordeclen, maar wil het gaarne van hen zelve vernemen , daar ik vermoed, dat het niet weinig noch gering is. Maar dat hij voor toekomstige Godgeleerden in het bijzonder zeer veel was, dit weet ik.

Door zijne geschiedenis der volken en zijne aanwijzing van den langzamen voortgang des menschelijken geslachts tot rijper' en volwassener' leeftijd, heeft hij ons leeren inzien, hetgeen een Apostel reeds gezegd heeft, dat »God de kindschheid des menschdoms naaide eerste kinderlijke beginselen zijner opvoeding geleid heeft, tot dat Hij in de volheid des tijds zijnen Zoon heeft gezonden, opdat wij door den geest diens Zoons bezield; als volwassene kinderen van God zouden leven."