is hoog, zeer hoog, voor den mensch op zich zeiven zonder Goddelijke openbaring niet te bereiken. Het is, — dat de liefde niet van de zijde des menschen komt, maar God het is, die ons het eerst heeft lief gehad" (1). En dan die toespraak, tot plato gerigt: »Verheven wijsgeer! sedert gij van hier verscheiden zijt, heeft het menschdom uwe ideën, uwe goddelijke ideën in een' mensch, die op aarde verscheen , verwezenlijkt gezien: waarheid en onschuld waren de grondtrekken van het beeld der Godheid, en liefde bezielde het in spreken en handelen. Om ons daaraan gelijkvormig te doen worden, zal ook uwe wijsgeerte ons dienen; maar dat ons te aanschouwen te geven en ons daardoor rein en heilig tot God te brengen, verhevenste aller wijsgeeren ! dit vermogt uwe wijsgeerte niet!" (2)

Maar ik moet mij bedwingen. Want zoo ik de inspraak van mijn hart volgde, ik zou niet eindigen over hem te spreken. Veel was van heusde en uitstekend, bijzonder voor toekomstige Godgeleerden. Maar het meeste en beste, dat hij voor dezen was, is nogtans hetgeen hij was voor alle zijne getrouwe kweekelingen. Hel is gelegen in zijne opvoeding van hen lot verstandelijk en zedelijk zelfstandige menschen. Zijne Socratisch-PIatonische opleiding, —neen het was meer, —zijne door het Christendom verhoogde en geheiligde opvoeding is het, die ons oog opende voor de waarheid, ons hart voor heiligheid ontsloot. Hij was ons een beste Leidsman tot Christus en door Dezen tot God.

(1) Socratische School, ii. 215.

(2) Brieven over Uoogcr Onderwijs, 330.