DE RECHTE-HOEKEN PROEF

]AC. VAN GINNEKEN S. J.

Dit is een moeilijke proef, waarop ik en mijn assistenten onze kritische tandjes hebben stukgebeten, maar met het veilige resultaat, dat wij voor het nu volgende dan ook heel safe kunnen instaan. Vooral bij deze proef voel ik de behoefte om ook in het openbaar nog even hulde te brengen aan Mevr. Gretha Smulders-Conijn, die op de methodiek van trouwens nog zoo vele onzer proeven heel veel invloed heeft uitgeoefend, door haar kritische scherpzinnigheid eenerzijds, en haar onvermoeibaar geduld, om het telkens weer anders te probeeren, totdat ten slotte het resultaat aan de verwachtingen beantwoordde. Er zou dan

14 : 83° No. 42 : 90° No. 70 : 90°

„ 15 : 96° „ 43 : 82° „ 71 : 94°

„ 16 : 90° „ 44 : 94° „ 72 : 99°

„ 17 : 90° „ 45 : 90° „ 73 : 85°

„ 18 : 81° „ 46 : 84° „ 74 : 81°

„ 19 : 86° „ 47 : 94° 75 : 98°

„ 20 : 98° „ 48 : 81° 76 : 90°

„ 21 : 94° 49 : 97° „ 77 : 99°

„ 22 : 87° „ 50 : 90° „ 78 : 90°

„ 23 : 90° „ 51 : 93° „ 79 : 84°

„ 24 : 85° „ 52 : 87° „ 80 : 96°

„ 25 : 90' 53 :100° 81 : 80°

„ 26 : 83° „ 54 : 96° .. 82 : 95°

27 : 93° „ 55 : 82° „ 83 : 83°

„ 28 ;100° „ 56 : 99° „ 84 : 90°

ook, alleen over het ijken van deze ééne proef, een heel en wel zeer leerzaam boek te schrijven zijn; het materiaal daarvoor blijft in elk geval bewaard in ons archief. Wij hebben dan ten slotte gekregen: 84 proefkaartjes van 1 vierkanten decimeter oppervlak met op elk kaartje een duidelijk sprekende hoek; niet in lijnen, maar in vlakken van wit en zwart, gelijk ze staan afgebeeld: 6 rijtjes van 4 kaarten. Nr. 1 ligt dus links bovenaan, daarnaast: Nr. 2, 3 en 4. Onder Nr. 1 ligt Nr. 5, daaronder Nr. 9, enz. We geven hier eerst een lijst om te zien, hoeveel graden de hoek van elk nummer heeft.

Nr. 1 : 85° No. 29 : 95° No. 57 : 90°

„ 2 : 90° „ 30 : 90° „ 58 : 83°

„ 3 : 96° „ 31 : 86° „ 59 : 93°

„ 4 : 80° „ 32 : 98° „ 60 : 87°

„ 5 : 84° „ 33 : 97° „ 61 : 80°

„ 6 : 90° „ 34 s 90° „ 62 : 90°

„ 7 : 81° „ 35 : 93° „ 63 : 86°

„ 8 : 86° „ 36 : 90° „ 64 : 97°

„ 9 : 90° „ 37 : 85° „ 65 : 90°

„ 10 : 82° „ 38 ; 99° 66 : 84'

„11: 87° „ 39 : 80° 67 : 95°

„ 12 : 95° „ 40 : 97° „ 68 : 82°

„ 13 :100° „ 41 :100° 69 : 98°

De proefinstructie luidt: „Voor u ligt een stapeltje kaarten, met hoeken, neem een voor een de kaarten van het stapeltje, en leg die kaarten apart, waar je van meent, dat er een zuivere rechte (of haaksche) hoek op staat. Je moogt de kaartjes niet draaien, maar je moet ze zoo voor je houden, gelijk ze liggen. Doe het zoo goed en zoo vlug mogelijk". De tijd wordt met de stopwatch opgenomen. Men ziet, hierbij zijn geen hoeken van 88° en 89°; noch van 91° en 92°. Waarom niet? Omdat uit een heele reeks onzer eerste telkens weer mislukkende proeven bleek, dat hieruit zóó'n verwarring ontstond, dat het een combinatie van niets dan raadseltjes werd. Een tweede ongerief wil ik er hier aanstonds bij verklappen: dat het héél moeilijk is een stel van 84 zuiver geteekende hoeken van dit soort machtig te worden. De beste teekenaar verzaakt hier, ook al is het maar ééns op de 84 malen. En daardoor wordt het resultaat onmiddellijk in z'n diepste waarde aangetast. Wij zullen dan ook de requisieten, die wij hiervoor distribueeren, mechanisch laten vermenigvuldigen. Alleen dan kan men er op af. Van die 84 hoeken nu, zijn Reeks A no. 4, 39, 61, 81 elk = 80° „ B „ 7. 18, 48, 74 „ = 81°