AANLEG EN BEROEP

JUNI 1925

DE PROEF VAN MÜNSTERBERG

JAC. VAN GINNEKEN S. J.

De geschiedenis van deze proef is bekend.1) Het Amerikaansche gouvernement had geconstateerd, dat de knapste leerlingen der zeeofficierenschool op de commandobrug niet altijd de beste zeeofficieren bleken te zijn en verzocht aan Münsterberg om die kwestie eens te willen bestudeeren. Wat hij deed met het bekende gevolg: dat hij een proef ontwierp om te zien, of iemand met verstand en goed geluk in een ommezien decideeren kan; terwijl toch belangrijke en storende indrukken van alle kanten op hem indruischen. Want dat is volgens Münsterberg een der criteria, misschien het voornaamste criterium van het praktisch succes, niet alleen bij een zeeofficier op de commandobrug, tijdens een zeeslag; maar nog in zooveel andere hoogere en lagere betrekkingen en vakken, waar onmiddellijke besluiten moeten genomen worden almaar door; zonder dat nu juist elk besluit er zooveel op aan komt; als de besluiten in doorsnee maar objectief gemotiveerd of verstandig zijn.

Welnu, om dat uit te maken dient nu de bekende kaartjesproef, die wij — evenals op ons voorbeeld Roels en v. d. Spek — in aansluiting bij Franz Weigl eenigszins vereenvoudigd hebben. (Glaube und Arbeit I 1917, blz. 244).

') H. Münsterberg: Psychologie und Wirtschaftsleben 3 Leipzig 1910, blz. 55-63.

Wij hebben dus 24 kaarten van 6,5 op 10 c.M„ die elk verdeeld zijn in 48 hokjes. In elk dier 48 hokjes staat nu een geschreven') hoofdletter en wel altijd een van de vier: een A, E, O of I.

De eerste reeks: 8 van de 24 kaarten hebben op een kleine helft aller hokjes of op 21 plaatsen dezelfde letter, 2 dus met 21 A's, 2 met 11 E's, 2 met 21 O's en 2 met 21 I's; en van de andere letters dus: elk 9.

De tweede reeks 8 kaarten hebben reeds iets minder, dus slechts op 18 plaatsen de zelfde letter (2 kaarten weer voor elke letter) en op 10 plaatsen telkens een andere letter.

De derde reeks kaarten heeft slechts in 15 hokjes de domineerende letter (2 kaarten voor elke letter) en in 11 hokjes telkens de andere letter.

We hebben zoo dus:

8 kaarten met de verhouding 21 : 9 (le reeks) 8 ,, „ „ „ 18: 10 (2e reeks) 8 „ „ „ „ 15:11 (3e reeks)

Na deze theoretische beschrijving volgt hier nu de concrete werkelijkheid; want men begrijpt, dat van de dooreenmengeling hier ten slotte bijna alles afhangt en het was geen kleine fout van onze voorgangers, om dit als een irrelevant détail te beschouwen.

') Dit is een speciaal door ons toegevoegde moeilijkheid.