dus of iets van dien aard, maar een ongedwongen uitwisseling van gedachten. Verschillende gedachten en beschouwingen ontwikkelt de heer Stabler vervolgens in aansluiting aan deze bijeenkomst.

Vooreerst stelt hij de vraag, of het niet mogelijk zou zijn een soortgelijke bijeenkomst te houden, speciaal van personen, die zich bezig houden met het geven van voorlichting in zake de keuze van een beroep. Niet minder dan een week wil hij uit geheel Duitschland bijeenbrengen de menschen, die leiding te geven hebben op het gebied der beroepskeuze-voorlichting, om hun gelegenheid te geven in onderlinge, vrije gedachtenwisseling hunne ervaringen uit te spreken en aan elkander te toetsen. Bij voorkeur zou hij dan personen, uit bepaalde beroepen willen doen uitnoodigen, om van eigen opgedane levenservaring uit hun beroep te vertellen. Op die wijze zouden zij, die voorlichting moeten geven, met de volle praktijk van de beroeps werkelijkheid in kennis kunnen gesteld worden. We geven deze gedachte hier weer, zonder ons uit te spreken over de wenschelijkheid of mogelijkheid om iets dergelijks in eigen kring ooit te verwezenlijken. Een poging in die richting — voor ons doel voor het oogenblik reeds van zeer veel beteekenis — lijkt mij den goedgeslaagden vacantie-cursus voor beroepskeuze-voorlichting, waarop èn bij de inleidingen, èn bij de praatavonden, èn onder het verder samenzijn ruimschoots gelegenheid werd geboden van gedachten over dit vraagstuk te wisselen. Wat ons echter bijzonder goed gezien lijkt in bovengenoemden opzet, is het ernstig pogen, om allen, die zich bezighouden met het geven van voorlichting in vraagstukken, die de keuze van het beroep betrdfen, vooral op de hoogte te brengen van de praktijk en de volle levenswerkelijkheid. Voor een doelmatige voorlichting toch lijkt het ons onontbeerlijk een goeden kijk te hebben op toestanden en omstandigheden, waaronder de beroepen in het leven worden uitgeoefend, factoren van zoo ontzettend

groote beteekenis voor het slagen in een gekozen beroep.

Nog een andere ervaring deelt de schrijver van het artikel mede. Het is hem opgevallen, zoo schrijft hij ongeveer, welk een geest van saamhoorigheid er heerscht onder degenen die zich bewegen in Duitschland op het terrein van alles, wat tot de ontwikkeling van het volk behoort. Die geest van saamhoorigheid lijkt hem zoo sterk, dat deze groep van menschen bezig is zich tot eenbepaalde „stand" te ontwikkelen. Daartegenover betreurt hij het gemis aan saamhoorigheid onder degenen, die zich bezig houden met het vraagstuk der beroepskeuze-voorlichting en wijst hij er op, dat ofschoon deze laatsten zich reeds tot een ambtelijke positie hebben opgewerkt, zij er nog verre af zijn een bepaalde stand te vormen. We laten nu maar in het midden, of dit laatste inderdaad zóó te betreuren is; doch een gemis aan saamhoorigheid in dien geest van gemeenschappelijke, eensgezinde samenwerking, zouden we inderdaad als een te kort moeten aanmerken. Juist op het zoo gecompliceerde terrein van het beroepskeuze-vraagstuk achten we centralisatie en samenwerking meer dan noodig. Om zich behoorlijk te oriënteeren, zoowel in de theoretische als practische quaesties, die aan dit vraagstuk verwant zijn, is men op elkanders hulp en voorlichting — op onderlinge samenwerking — aangewezen en slechts als deze aanwezig is, zal men overal ter plaatse op een behoorlijke wijze in deze sociale behoefte kunnen voorzien. Het zal daarom ook de roeping blijven van ons Centraal Zielkundig Beroepskantoor dien geest van saamhoorigheid meer en meer aan te kweeken en te versterken. Hoe inniger de band wordt van deze centrale mst haar net van filialen, des te meer zullen kennis en beoefening van dit sociale werk er bij winnen.

Eindelijk verdient nog een derde bemerking onze aandacht. De besprekingen tijdens de bijeenkomsten van voren genoemd samenzijn