heid, alles moet van hetzelve licht, kracht en leven ontvangen, hel moet hel binnenste van kind en man aangrijpen en verwarmen; maar lusschen man en kind is toch onderscheid. Het Christendom kan in den mcnsch, gelijk iedere levende kiem , slechts ontwikkeld worden door eenc gedurig voortgaande vorming van zijnen aanleg. Eene Kerk , welke zich beroemen kan op zulk eene klaarheid van hare leeringen, dat deze van alle hare leden volkomen konden verslaan en doorzien worden, zoude onmogelijk hel verwijt van oppervlakkigheid en ledigheid van begrippen kunnen ontgaan. Zulk eene Kerk beslaat er niet.

Het is aan geenen twijfel onderhevig, dal het verstandige deel zich dit vormend en ondcrriglend gezag steeds moet aanmatigen, w aardoor ieder lid zijn deel erlangt aan de vorming en volmaking; en het doel des Chrislendoms kan dus slechls langs eenen Kerkelijken weg, dal is door uitwendige wederzijdsche aansporing en mcdedeeling bereikt worden (4). Dit doel doet ons het ontstaan en de noodzakelijkheid van Kerkelijke gemeenschap begrijpen. Het gevoel van eigene beperktheid en van afhankelijkheid van de gemeenschap is de bron van al onze genootschappelijke instellingen. Er is voor den mcnsch gcenc ware ontwikkeling, zoolang hij afgezonderd staat; hij wordt ter ontvouwing zijner krachten tot gemeenschap cn hare wederkeerige werking henengewezen. Daardoor klimt het menschdom steeds tol hoogerc vol-

(4) Het laatste gedeelte van deze bewering is eene belangrijke waarheid, die door den Schrijver schoon wordt ontwikkeld en bewezen. Maar aanmatigen? Hebben homerus en rafaĆ¼l zich dan ook gezag aangematigd, waardoor zij vormend en onderrigtend werken op de kunst door alle eeuwen? Neen! men kent het hun toe ofti hunne werken.