Jan moeten zij altijd opvolgers hebben. De eenheid der Kerk vordert ook in de leerende Kerk een Primaat, een uitwendig, zigtbaar middenpunt; ciiristus gaf dit Primaat aan petrus (27). Zal de Kerk voortduren, dan moet ook het Primaat en Apostolaat voortduren. De Apostelen kiezen zich dan ook helpers en opvolgers [HaruL XX: 28. Hebr. XIII: 7. Tit. I: 5. Tim. IV: 14. V: 1 — 20]. — Op de uitspraken van jezus en de Apostelen zoude men moeijelijk het Primaat kunnen gronden, maar dit volgt uit den aard der Kerke , zoo als aangetoond is. — Gelyk het Primaat in den Paus , zoo duurt het Apostolaat voort in de Bisschoppen. Het Priesterambt heeft geen gezag, maar slechts bestuur onder de Bisschoppen: want dit stamt niet af van ciiristus.

De uitwendige Kerk is nu een gezelschap van menschen, welke onder de leiding der Bisschoppen in verbinding met een middenpunt van eenheid het doel van het Christendom zoeken te bereiken: wederzijdsche verlichting en heiliging. De goddelijke, eeuwige waarheid is haar grondslag, en daarom is zij in hel idee de heilige , algemeene Kerk; en in haren oorsprong beantwoordde zij werkelijk aan dit idee. Opdat deze waarheid in hare reinheid beschermd en aan volgende geslachten onvervalscht mogt worden overgeleverd , daarom gaf Christus haar eene bepaalde inrigting; Hij stichtte een Apostolaat en als voortzetting daarvan een Episcopaat en Primaat. In het Apostolaat en Episcopaat wilde Hij voortleven in de mensch-

ver* , de Apostelen het leven van ciiristus in zich opgenomen , en stortten dit in anderen over.

(27) Iliervoor geeft de Schrijver de gewone bewijzen , welke over hekend zijn.