twee rubrieken, namelijk Algemeene Kerkgeschiedenis en kerkelijke geschiedenis van Nederland gesplitst wordt, genoegzaam aantoont. Wij kunnen natuurlijk die hier niet herhalen. De meest uitvoerige en zeker niet minst belangrijke stukken in dit deel, zijn beide van den Hoogleeraar kist. Het eerste is een beoordeelend verslag van een Hoogduilsch werk, namelijk r. rotm, J)ie Jnfange der christlichen Kirche und ihrer Verfassung, bijzonder zich bepalende bij des Schrijvers voorstelling van de betrekking tusschen Kerk m Christendom , van het ontstaan der algemeene Christelijke Kerk en van den oorsprong van het Bisschoppelijk gezag. Hij leert ons hier niet alleen een boek kennen, dat xieb de zonderlinge opgave voorstelt, dat niet de Kerk, maar de Staat de vorm is, in welken het Christelijke leven, in deszelfs volkomenheid opgevat , zijne eigenlijke verwezenlijking moet deelachtig worden, en welks verschijning in üuitschland bijzonderen indruk gemaakt heeft; maar ontwikkelt tevens ■zijne denkbeelden omtrent die gewigtige aangelegenheden , zoodat het stuk ook tot aanvulling, opheldering en bevestiging van hetgeen hij , zoo in zijn geac t werk, de Christelijke kerk op aarde, als in zijne belangrijke verhandeling over den oorsprong van liet Bisschoppelijk gezag, vroeger daaromtrent heeft ontwikkeld. Het tweede stuk heeft ten titel: Het kerkelijk orgelgehruik in 2Vederland; het is eene g'0^ 1 ge en wat bijzonder Nederland aangaat zeer volledige en naauwkeurige historische beschouwing van hetzelve en eene hoogst belangrijke bijdrage tot de geschiedenis onzer kerkelijke Liturgiek. Onder de mm uitvoerige stukken is hier bijzonder op zijne plaats en voor de kerkelijke geschiedenis des vaderlands gcwigt'g j e mededceling van den Hooglceraar roxaards aangaan-