« mondol », de hoofdman, de burgemeester. Toen hij verleden jaar besloot met zijn gezin en zijn volk christen te worden, zeiden de menschen : « waar de mondol gaat, volgen we hem », en begonnen te leeren. Een twintigtal families zijn zij. Allemaal mandenmakers van stiel. Bij de Hindoes geldt dit beroep als een der laagste, al niet veel hooger dan smid en schoenmaker. Maar — zelden zijn de onaanraakbaren zoo rijk — hier heeft elk huisgezin een stukje land; zij verdienen ook iets met te arbeiden op de velden van de groote heeren, slaan de trommel en spelen op de fluit bij kermissen, huwelijks- en begrafenisplechtigheden.

Ziet gij ginds dien struischen kerel met kakki jas, koperen knoppen en rooden tulband ? Dat is de « chowkidar », de man van de wet, een soort van champetter. Alle weken gaat hij naar het politie-bureau om verslag in te dienen. Hij is een voornaam personage in het gehucht, de eerste na den mondol, en verdient een salaris van drie roepieën per maand, één frank per dag !

Wat dunkt u van mijn Powakhaliërs. Neen, rijke, ontwikkelde, vooraanstaande lui zjn het niet, maar a. u. b., maak hen niet uit voor wilden. Zeer langzaam gunnen zij den vreemdeling hun vertrouwen, maar nu wij mekaar sinds een tijdje kennen, komen wij best overeen. Eenvoudige, rechtschapen menschen zijn het, die hun woord houden; wel niet vlug in het leeren, maar van goeden wil, vorderen zij voldoende om weldra het Doopsel te mogen ontvangen.

Islampur.

Tegen den avond moeten wij nog eenige uren verder, naar Islampur, waar wij al een stuk grond hebben, geschikt voor het bouwen van een kerk en een school, omdat ik er mettertijd een volledigen missiepost hoop te stichten. Iemand deed mij opmerken : « Die post zal vlak naast de begraafplaats van de Muzelmannen liggen. » Och, ik acht Mohammedanen goede geburen als zij dood zijn; dan zoeken zij geen ruzie meer en steken geen gebouwen meer in brand, zooals zij het binst hun leven wel eens wagen. Te Islampur zal de Pater van drie dingen genieten, die onze missionarissen in Indië niet zelden moeten derven ; versche lucht, zuiver drinkwater, geen dorpslawaai.

IHS