denkenden ingezien, Lij wie dan ook het verlangen naar eene hoogere geestelijke vrijheid in de Godsvereering werd opgewekt. Zoo had menig godgewijde Ziener in geestverrukking eene betere toekomst voor den heilbegeerigcn Israëliet voorspeld; heilige Dichters hadden van eenen hoogeren geestelijken zin der Mozaïsche liedeeling getuigd en op eene godsdienst des harte meer dan op de vervulling der wet en het waarnemen der heilige plegtigheden aangedrongen. Maar hunne pogingen waren geenszins in staat geweest , om bij het volk eene algemeene en meer geestelijke godsdienstigheid te doen ontslaan : — want al wierden de menschen ook door de beleekenis der Levitische offerhanden en reinigingen opgeleid tol de overtuiging, dat God het bedreven kwaad wilde vergeven , en inzooverre het schuldgevoelend gemoed gerust gesteld; al kon ook de wet door het veroorzaken van vrees en schrik voor straf, en door toezeggingen van belooningen voor het goede, van enkele zonden terughouden, toch waren zij niet in staat om den verkeerden lust le vernietigen, niet dus om de bron des kwaads, de zonde, uit den menscb weg tc nemen, niet om den wil te heiligen en zoo den mensch ter volmaking le dienen en met God te vereenigen.

Zoo gaf dan, gelijk de heilige Schrijver getuigt (6), de wet geen ding volmaakt, maar de aanleiding tot eene betere hope, door welke wij tot God genaken, hel eerste verbond was niet onberispelyk, maar werd vernietigd om deszelfs zwakheids- en onprofijlelijkheidswille. Daarom was het ook bestemd om niet langer le duren, dan tot op den lijd der verbetering (7), als wanneer het zou vervangen worden door een beter

(«) VII: 19.

(7) IX; 10.