Hij kon zóó komen, Hij behoefde niet als sterveling te verschijnen; — dat wil zeggen, het stond in zijne magt. Wie twijfelt er aan? Maar eene andere vraag is het, of Hij dan ook het doel, 't welk Hij zich voorstelde, zou hebben kunnen bereiken. Wat was dit doel? Was het, de menschen door schrik en vreeze, door hoop en verwachting Ie schokken en zoo te dwingen tot gehoorzaamheid? Heeft Hij dan eene nieuwe wel willen geven en eenen nieuwen Staat grondvesten? Neen, zijn doel was een ander. Nadat vele wetten gegeven en vele Staten gegrond waren, wilde Hij een Rijk van God stichten, 't welk in strekking en in middelen zuiver geestelijk zoude zijn. Geenerlei zinnelijke, uiterlijke middelen kon Hij derhalve bezigen. Zelfs zijne wondermagt kon Hij niet gebruiken, om schuldigen te straffen en te doen sidderen. Tot het hart moest Hij zich den toegang banen door nederige, dienstvaardige liefde; den geest moest Hij wekken door vragen, gelijkenissen, wonderen; den geheelen mensch aanvatten en opheffen door zijne irienschelijke grootheid. Wilde Hij de menschen menschen laten blijven , hoewel Hij hen van zonde zocht te bevrijden en lot Gods kinderen op te leiden , dan kon Hij niet anders, of Hij moest zelf mensch worden, zijnen broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Of moeten wij , indien wij kinderen willen opheffen, niet als 't ware kinderen worden met hen ? Moeten Zendelingen, hopen zij Wilden te beschaven, niet in hun land zich komen nederzetten, hen in hunne woningen bezoeken, in hunne vreugde en smarte deelen, een volksgenoot, als 'tware, van hen worden, om hen te maken lot deelgenooten van het hemelsch Rijk, welks uitbreiding zij bedoelen? Wierd een paulus niet den Joden een Jood, den