dienst-onderrigt volgens de voorhandenc leerboeken of katechismussen, bereikt men de bevordering van het Christelijk leven geenszins.

Het gewone godsdienstonderrigt op de gymnasieën is alleen eene — leer, eene zekere geloofs- en deugdsleer, die men Christendom noemt, waartoe uit het groot aantal leeruren dan ook ecnige worden bestemd. De leerling erlangt daar geene godsdienstige vorming; hij ontwikkelt zich niet in een' hoogen, goddelijken zin, zijn leven wordt geen Gode gelijkvormig leven. Neen, hij neemt eenige begrippen over godsdienst aan, die niet in de z.iel indringen, die haar niet opwekken, haar niet levendig, niet gloeijend maken vnor 't geen waar en goed en heilig is (II. 106-108). Het geheele godsdienstig onderwijs op de gymnasieën moet worden hervormd. I11 't algemeen heeft de leerling den inhoud daarvan reeds vroeger leeren kennen. Nu moet zijne studie van hel Christendom in harmonie gebragt worden met zijne studie der klassieke Schrijvers. Daartoe moeten de grondleeringen van het Christendom van de hereeniging der afgevallene menschheid met God door Christus en van de geestelijke wedergeboorte dieper worden opgevat en »moet ook GIIKISTUS, als het hoogste ideaal van niet alleen klassieke, maar waarlijk hemelsche wijsheid in zijn handelen en spreken worden voorgesteld. Dus moet eerst de geschiedenis van jezus, uit dit oogpunt bewerkt , en naderhand de studie der voornaamste uitspraken van jezus , als eene studie der heerlijkste klassieke plaatsen des Evangelies, bij het godsdienstig onderrigt gevoegd worden. Terwyl intusschen Christus als het hoogste ideaal van hemelsche wijsheid wordt voorgesteld, is het noodig, de kweekelingen op de gewigtige gedachte te brengen, dat chkistus