geheel te bederven, openbaar werd (9). De overvloediger zonde zelve werd kennelijk als het natuurlijk gevolg en de straf der zonde (1). Zoo openbaarde God dan zijn heilig misnoegen over de zonde in zijn wereldbestuur, terwijl Hij de menschen overgaf aan de ondervinding der gevolgen hunner afkeerigheid van Hem (2). Zoo leerden niet alleen Joden de zonden der Heidenen erkennen en veroordeelen (3), en Heidenen de verkeerdheid der Joden zien en schandelijk noemen (4); maar ook Joden en Heidenen kwamen tot bewustheid hunner eigene verkeerdheid en ellendigheid, zoodat zij erkenden door hunne verkeerdheid des doods en des verderfs waardig te zijn (5). — Daarenboven, had God, door de wet aan de Israëlieten en door soortgelijke eerste beginselen zgner opvoeding aan de Heidenen te geven, aan beide het goede geschonken, en bleek het hoe langer zoo meer, dat ook dat geestelijke, heilige en goede door de magt der zinnelykheid en der zonde van zijne verbeterende en zaligende kracht beroofd werd, bleek het, dat ook het goede en goddelijke zelfs door haar ten doode en ten verderve werd verkeerd; hoe kon het dan anders, dan dat de zonde openbaar werd zonde, kwaad, te zijn (0)? Hoe kon het anders, dan dat door Gods leiding en onder Gods bestuur alles medewerkte, om de menschheid te brengen tot volle bewustheid van zonde, tot diep gevoel harer ellende en verlangend uitzien naar verlossing van het kwaad en naar opleiding tot het hoogste goed (7)?

(9) Rom. VII: 13.

(2) Rom. Is 18.

(4) Rom. II: 24.

16) Rom. VII: 13.

(1) Rom. 1: 24 , 20, 28.

(3) Rom. II: 1.

(5) Rom. I: 32. VII: 24.

(7) Rom. VII: 24 , 25.