nutj verdienen goedgekeurd en gevolgd te worden (g. muurling, Oratio de Wesseli Gansfortii, Germani Theologi, principiis ac virtulihus etiam nunc probandw et sequendis, Amstel. ap. Muller). De Heer huurling aanvaardde er het Hoogleeraarsambt mede te Groningen, de vaderstad van gansvoort , die zijne nagedachtenis steeds heeft vereerd. Bezaten wij in het voortreffelijke, ook vertaalde, werk van ullmann over gansvoort geene voor allen toegankelyke bron, om dezen grooten Godgeleerde uit te kennen , wij zouden wel lust gevoelen, hier naar aanleiding dezer rede over hem uit te weiden. Nu merken wij slechts op, dat de Redenaar aanwijst, hoe gansvoort , die reeds vóór de Kerkhervorming leefde, waarheidsliefde en gemoedelijke godsvrucht tot beginselen had van zijn inwendig leven en dus ook van zijne denkwijze en schriften; hoe hij de eerste van deze scherpte door vele reizen en letteroefeningen , de tweede reeds werd gekweekt door zijne opvoeding onder de Broeders des gemeenschappelijken levens. En deze beide waren (gelijk verder wordt aangewezen) ten naauwste in hem vereenigd en doordrongen elkander, zoodat hij evenzeer voor de dorheid der Scholastieken als voor de bekrompenheid der Mystieken bewaard bleef, maar een tegelijk Platonisch-wijsgeerig en Johanneïsch-mystisch Godgeleerde, en dus een waarlijk Christelijk Godgeleerde, werd. Uit deze beginselen, of uit deze gesteldheid van verstand en hart bij gansvoort vloeiden groote deugden voort, die hem als Godgeleerde versierden en nog onze navolging verdienen. Deze deugden zijn het vrij onderzoeken naar 't geen waar is, het gebruik maken van kunsten en wetenschappen cn van het zedelyk en godsdientig gevoel, om den waarheids-