Na eenen hevigcn aanval op tle onverdraagzaamheid der Protestanten en hunno heerschzucht in de schriften over het Concordaat bijlonder uitkomende, wordt het goed regt den Roomsch-Catholijken daaruit aangetoond, dat Bisschoppen te hebben, iets essentieels is in de Roomsche kerk, hetwelk haar niet dan met schennis der grondwet kan ontzegd worden, en Bisschoppen kunnen alleen door het sluiten van een Concordaat op eene wettige wijze worden aangesteld. Tusschen in wordt het bewijs gevoerd, dat het Concordaat van 1827 nog wel en wettig bestaat, en dus behoort uilgevoerd en nageleefd te worden, ten zij men een nieuw mogt willen aangaan, of eene geheele scheiding van Kerk en Staat daarstellen en alzoo de Roomsch Katholijke Kerk volkomen vrij laten. Het is niet zoo als de Protestanten zeggen , een vermoeden, maar eene daakzaak, dat de Roomsche Kerk, algemeen den Paus als opperhoofd erkent, zij mag derhalve de Bisschoppelijke inrigting, die zij te regt vordert, niet aannemen, dan als zij van wege den Pauselijken Stoel wordt gegeven. De ongelijkheid, die men zegt dat door een Concordaat ontstaan zou , is niet wezenlijk , en ligt zoo zij er is, in den aard der zake. Er is geene de minste reden, het opperhoofd der Kerk bij het aangaan van een Concordaat van kwade trouw te verdenken. Deze zaken worden op eene niet zelden scherpzinnige wijze voorgesteld, daarbij op de tegen het Concordaat uitgekomene geschriften gewezen, met aanhaling van stukken uit dezelve; maar dit vooral geschiedt op eene doorgaans onwaardige wijze; en bilsche toon tegen de Schrgvers, verkeerde voorstelling hunner bedoelingen, zoowel als lasteringen omtrent de Protestanten in het algemeen, zijn voorname ingrediƫnten van dit geschrift. De Schrijver is dan ook, zoowel in het naschrift bij den