boden, om een bezoek te brengen aan het Psychologisch Laboratorium der Gemeente Amsterdam, waar de leider, dr. van W&yenburg in eigen persoon op zeer onderhoudende wijze alles toelichtte. Voor velen was het een openbaring te zien, wat nu toch eigenlijk zoo'n Psycho-technische werkplaats beteekent, ook al heeft men begrepen, dat te Amsterdam bijzonder veel werk gemaakt wordt van het onderzoek voor zeer bepaalde beroepen en het onderzoek niet over de heele linie even uitgebreid is. Dit laatste ligt dan ook geenszins in de bedoeling van vele leidende persoonlijkheden in de beroepskeuze, 't Groote congres heeft in ieder geval een uitgebreid studiemateriaal verschaft, dat niet anders dan ten goede kan komen voor degenen, die zich op de Bureaux voor Beroepskeuze aanmelden. Dit is ook onze hartelijke wensch!

Ons Bureau mocht zich ook in de belangstelling van buiten verheugen. Mej. R. Delru, docente aan de R. K. Hoogeschool voor meisjes te Antwerpen, bezocht de Paedagogische week te Tilburg, meerdere Bureaux in Nederland en kwam ook te Eindhoven naar 't Psychotechnisch Bureau van de N.V. Philips zien. In de Rechtestraat zag ze ons groot reclamebiljet en kwam zoo bij dr. Spoorenberg terecht, met wien ze over de werkwijze van ons Bureau sprak. Genoemde docente moest aan de R. K. Hoogeschool voor meisjes te Antwerpen een reeks voordrachten over Beroepskeuze houden. Na nog nader schriftelijk overleg stond Mej. Delru zeer sympathiek tegenover onze werkwijze.

De Weledelgestrenge Heer Mesker, Inspecteur van 't L. O. te Maastricht en voorzitter van 't Comité van Beroepskeuze aldaar, was ook bij dr. Spoorenberg op informatie geweest. Na verschillende Bureaux in ons land te hebben bezocht, vroeg hij ons nog nadere inlichtingen omtrent comité, finantiën, enz. en 't slot van de besprekingen, zoowel mondeling als schriftelijk, was, dat hij 't Bureau te Maastricht naar Eindhovensch model wilde inrichten, 't Was ons natuurlijk zeer aangenaam zooveel waardeering van buiten te mogen ondervinden.

Nu rest mij nog een enkel woord te wijden aan de nazorg van onze adviezen. Reeds verscheidene malen is er van gedachten gewisseld daaromtrent en 't vaste voornemen gemaakt in 't jaar 1926 de 64 gevallen van 1924 en 1925 eens te onderzoeken. Uit de ons te verstrekken gegevens kunnen wij dan opmaken, hoe 't met onze adviezen is geloopen. Laten we hopen, daarover 't volgend jaar gunstige resultaten te kunnen vermelden.

Tenslotte kan ik niet nalaten een oprecht woord van hulde en dank te spreken tot onzen voorzitter en onder-voorzitter, die zoo geheel belangeloos en zoo ernstig en degelijk laten we maar gerust zeggen het werk voor ons Bureau verricht hebben. Zij hebben werkelijk den dank van geheel Groot-Eindhoven voor hun opofferend en gezegend werk verdiend.

Met den wensch dat 't in 1926 voor ons Bureau steeds crescendo zal gaan wil ik mijn verslag eindigen.

DE SECRETARIS