Welk eene soort van vertrouwen het geloof zij zal ons nu moeten bezig houden. Eenigzins kan ons dit reeds duidelijk worden, als wij er op letten, wie net zyn, die gelooven.

Dat het doorgaans mensehen zijn, van welker geloof wordt gesproken, behoeft naauwelijks genoemd te worden. Maar van veel belang is het, dat aan Hem, die meer dan mensch is, aan onzen Heer jezus Christus niet alleen geloof wordt toegeschreven, maar ook het volkomenste geloof, daar Hij de overste eidsman en voleindiger op de bane des geloofs f5) wordt geheeten. Van niet minder belang is het, dat ook aan God geloof wordt toegekend; gelijk blijkt uit die plaatsen, waar gezegd wordt, dat aan Israël de Godspraken of aan paulus de Evangeliebedie"1Ug 18 toevertroiewd (6), 't geen natuurlijk door wat beteekcnt „u GESEBIC8 2egt in ^

Linguao nelr. et Chald. >,pr. fvlcivit, susientavit. Kiphal- ful f2' ITT' StUlihS fuÜ; diu datums, perennis

2i'dr:tor,ce'fdus'fideiis'certus *«> ^

i o, nuncio, teste, sacerdote Pronheta Tlrn

sorum memore et fbedera eervante. Hiphil Ïwaa'r hZ eigenlijk om te doen is) • 0118 nu

'7 I Ottn proprie pro fti-mo liabuit,

kenis van .Tlü^v» ,1 , oreaid.it. Als botee-

'~T •$!' 7ltaris 0ïergebragt, geeft dezelfde

CESENIUS op: )1 1) firmitas, 21 securita „

beter dezen lexin -Sehri/ver aanT ha/en^ \ ** had^ekozTn!' ^ ^ 8°hi)'nen' dat'ik d^e^Tet'TnparljÏig

waï aafonze^1 Hee2r' nUdruT^S t ^ V" iS'

toegekend ziin « ^ gewonen zin wordt

meer ingewikkeld aan

(0) Rom. III; s. i c IX . r , Tr „

1 Tim. I: I,. Tit. r. 3 • 17' GaI' II: 1 The88. II: 4.