evenwel zoo tegen hetzelve te handelen, als zy meest allen handelen zag. Daarentegen was het haar een aangenaam gevoel, dat zij haren God niet om loon, zonder vrees of hoop, diende en Hem liefhad. Zij verzocht dan ook aan furstenbebg , om geene moeite te nemen van haar te willen bekeeren.

«Omstreeks dezen tijd echter bemerkte ik," schrijft zij, »dat het met mijne deugd en mijn zamenstel van gelukzaligheid niet rigtig moest zijn, naardien het mij scheen, dat ik , in plaats van beter te worden, verergerde." Dit gevoel en eene ernstige krankheid, haar in het voorjaar van 1"783 overvallen, gaven haar aanleiding om hel Christendom nader te onderzoeken. Hierbij kwam nog eene byzondere aanleiding tol dat onderzoek. Zij had de geheele opvoeding harer kinderen op zich genomen. Nu was de lijd gekomen , dat deze rijp waren voor het onderrigt in de godsdienst. Doch nu bevond zij zich in verlegenheid, hoe in dit opzigt van haren pligt zich te kwijten; dezelve in haar ongeloof op te leiden, liet haar haar geweten niet toe, maar even zoo weinig meende zij, zonder zelve te gelooven, hare kinderen den weg des geloofs te mogen aanwijzen. Dit deed haar het besluit opvallen, om aan hare kinderen de Godsdienst historisch vroor te dragen en de keus van een bijzonder systema aan hun geweten over te laten ; bij het onderrigt zelf meende zij dan haren kinderen haar ongeloof zorgvuldig te moeten verbergen. Om dit plan ten uitvoer te brengen, begon zij met al den ernst harer ziel zich aan de studie des Bijbels te wijden. Hoewel zij in den geest des ongeloofs deze studie had aangevangen, werd zij nogtans innig geroerd door het Evangelie der liefde, hetwelk op de fijnste snaren van haar hart de schoonste klanken