gelijk zg waren in de dagen vóór den Zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk nitgevende, tot den dag toe in welken noach in de arke ging. 39. En bekenden het niet, totdat de Zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzoo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen. 42. Waakt dan, want gg weet niet, in welke ure uw Heer komen zal. 43. Maar weet dit, dat zoo de Heer des huizes geweten hadde, in welke nachtwake de dief komen zoude, hg zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 44, Daarom zijt ook gij bereid, want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des menschen komen. 48. Maar zoo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen : »Mijn Heere vertoeft te komenen zou beginnen zijne mededienstknechten te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards: 50. Zoo zal'de Heer van dezen dienstknecht komen ten dage,, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet." XXV : 1-13, De gelijkenis van de tien maagden.

Ondanks zooveel, dat op zulk eene uitkomst bereid en bedacht moest doen zijn, zou zorgeloosheid, onzekerheid dit alles voorafgaan. Men waant het gevaar niet zoo zeker, of althans niet zoo nabij. Soms ook is het te groot om het in al deszelfs omvang te beseffen. Men is als met blindheid geslagen. Maar ook (en dit zal hier vooral het geval geweest zijn) doet juist het onvermijdelijke van de ramp, die zal treffen , eene bittere wanhoop ontstaan, die het lot uitdaagt en het onheil tergt en het onzekere oogenblik