luchl gehouden moeten worden. Hel grondbeginsel, of gelijk men het misschien ook 7.ou kunnen noemen, het hoofddoel der Kerk, was niet zelfverheffing en
f ■ o
heerschappijvoering, maar inderdaad dc bevordering van godsdienstigheid en zedelijkheid. En haar karakter was eene onveranderlijke standvastigheid in hel streven naar haar doel, terwijl zij zich naar tijden en omstandigheden al verder en verder ontwikkelde, en zij alzoo eerst onder den Slaat, daarna onafhankelijk van denzelven, eindelijk den Staat geheel beheerschend zich vertoonde. In het eerste tijdperk was zij vooral werkzaam ter uitroeijing van het nog overgebleven Heidendom ouder haar bereik, ter handhaving van dc eenheid der leer en Ier verzorging harer leeken: dil laalsle was wel eene te zeer uiterlijk — godsdienstige verzorging, maar dit was naar de behoefte der kindsche menschen, met welke de Kerk zelve als het ware kinderlijk werd. Met gregorius I begint een nieuw tijdperk, waarin zij wel nog geen oppergebied voert, maar toch reeds magligen invloed zoekt en erlangt op den Slaat, en begint te heerschen over de Christenheid op eene wijze, aan de oude Israëlietische Theocratie niet ongelgk, en, als deze, naar de behoefte des tijds niet ongeschikt. In het bijzonder poogde zij ook op meer verwijderde volken te werken en streefde er naar om in vollen nadruk de Kalholijke Kerk te worden. Nu volgt van gregorius VII af het tijdperk der overheersching of geheele hierarchie: eene magt, die althans dit betrekkelijk goede had, dat zij beter en heilzamer was voor de volken dan eene -volslagene overheersching van Vorsten, die in dien tijd zelve groolendeels ruw waren en nog de vaderlijke opvoeding en tucht der Priesters grootelyks behoefden. En hoeveel kwaads