Maar nog verder. De Christen raoet dien weg der zaligheid ook kunnen beicandelen; of, wil men hel met andere woorden, hij moet aan de voorwaarde der zaligheid kunnen -voldoen , en zich daarvan bewust zijn. Beide wordt als mogelijk bevonden, gelijk de verkondiging van het Evangelie zelve dit reeds doet vooronderstellen. Wil men het geloof de voorwaarde lot zaligheid noemen , het geloof in Christus en door Hem in God, gelijk Hij door Christus geopenbaard is, vol van genade en waarheid: — de mensch kan geloovcn, hij is een redelijk en zedelijk weien. Wil men, met jezus , de kennis van den Eenigen Waarachtigen God het eeuwige leven noemen ; — de Christen kan die kennis erlangen; christus wordt hem gepredikt en leeft in zijne geloovigen ; en God is in Hem volkomen geopenbaard , en in hen voorzooverre christus in hen leeft, en zij eensgezind en eenswillend met den Vader zijn door Hem. Wil men zeggen, dat het geloof en de kennis niet genoeg is, maar dit, dat hel gemoed vernieuwd, geheel naar die kennis gerigt, dat de zondaar bekeerd, de mensch een kind van God worde; — ook dit kan hij, omdat hij geen hout noch steen, maar van Gods geslachte is, door den Schepper met gevoel begaafd voor 't geen waar en goed en goddelijk is, met rede begaafd, om het ware, goede en goddelijke van het kwade en ongoddelijke te onderscheiden, en met wil begaafd om het eene te kiezen en na te jagen, het andere te verwerpen en te verachten. — En van dal alles kan hij ook zich zeiven bewust wezen. Want hij kan zich zeiven kennen, weten wat in hem is, wat hij begeert, wat hij zoekt, wat hem drijft; of hij zich- door den geest van God of door