zynen Zoon gesteld om zich met ons te verzoenen , dewijl Hij ons lief had."

Deze aanhalingen uit calvijk toonen Tan de eene zijde, dat het dien grooten Godgeleerde nog niet helder en klaar was, hoe hij over het verband van Gods vergevende genade en jezus komst en dood moest oordeelen, en dit hem niet helder en klaar kon worden, dewijl hij uitging van de vooronderstelling (zonder te merken, dat het eene ongegronde was), dat de Kerkleer der voldoening ook Schriftleer was. Maar van de andere zyde toonen deze aanhalingen levens, dat calvijn een te wijsgeerig en schriftkundig Godgeleerde was en een te onbevooroordeeld Bijbeluitlegger, om niet in die leer velerlei tegenstrijdigheid te zien met menige plaats des Nieuwen Testaments , welke hij dan, zoo goed mogelijk, zocht op te lossen, en wel op deze wijze, dat de voldoening by hem hare objectivieteit verloor en slechts een middel werd, waardoor God zich naar des menschen behoefte had geschikt.

Hoe blijde ware calvijn zekerlijk geweest, indien hem eens iemand tot de vraag had geleid, Maar staat die voldoeningsleer wel ergens in den Bijbel ? Dan ware hy dadelyk de vermeende plaatsen nog eens gaan opslaan, hadde haar nergens gevonden, ware op eens bevrijd geweest van alle tegenstrijdigheid en ook schijntegenstrijdigheid, hadde God innig gedankt, en dit eenvoudig en ziel verkwikkend Evangelie dadelgk aan vrienden en leerlingen bekend gemaakt; hij hadde het gedaan, wie hem er ook om mogt verketteren, gedaan, ten einde Gode de eere te geven en menschen te behouden; — even als in onze dagen Vader ege-