werk, wordt meer en meer gemechaniseerd ; de arbeider wordt gedegradeerd tot verlengstuk der machine ; wat machines nog niet kunnen, mag hij doen.

Hij wordt van de producten van zijn arbeid gescheiden, doordat massa-productie (die overigens, economisch gesproken, tal van niet te miskennen voordeelen brengt) hem niet toelaat zijn werkstukken alleen en in haar geheel te vervaardigen ; slechts allerlei deelarbeid wordt door iederen arbeider verricht.

Geen wonder, dat er weinig beroepsvreugde wordt gevonden.

De vraag : wat moet mijn zoon (thans ook heel vaak: mijn dochter) worden ? wordt steeds moeilijker te beantwoorden ; omdat men tal van „beroepen" zelfs niet eens bij name kent; de beschermende muren der fabriek onttrekken aan de nieuwsgierige blikken der tegenwoordige jeugd de bijzonderheden van het arbeidsproces, welke wij, menschen van middelbaren leeftijd en daarboven, in onze jeugd nog ongehinderd konden zien en in onze spelen nabootsen.

Geen wonder, dat tal van ouders met zorg den tijd tegemoet zien, dat hun kinderen de L.S. zullen verlaten. Overtuigd van het gewicht der beslissing, gingen en gaan thans nog vele ouders steeds te rade met hen, die op dorpen vooral, maar daar niet alleen, op dit punt voor een vertrouwde vraagbaak worden aangezien: de onderwijzers.

Zou deze oplossing inderdaad als de juiste kunnen worden aanvaard, dan was er eigenlijk van een beroepskeuze-vraagstuk voor onzen kring geen sprake. Onderwijzers zijn er overal en in den regel hebben ze ook het volle vertrouwen van de meeste ouders.

Op een andere plaats betoogden wij reeds, dat,zooals de zaken op het oogenblik staan, men de onderwijzers overschat, indien men meent, dat zij tot dien arbeid voldoende bekwaam zijn.

Omdat het hier geldt de bestrijding van een wijdverspreide dwaling, mede omdat hiermee een der moeilijkste vragen door ons wordt aangeraakt: wie zal adviseur zijn, gaan wij hierop wat dieper in.

Vooreerst merken wij op, dat het aantal beroepsmogelijkheden vaa*. zeer vele malen grooter is, dan dat, wat binnen den gezichtskring der onderwijzers valt.

Hier komt bij, dat zij van de verschillende eischen, die de uitoefening van al die beroepen uit moreel, medisch en psychologisch opzicht aan haar toekomstige beoefenaars stelt, niet op de hoogte te zijn.

Evenmin zijn zij bekend met de opleidingsmogelijkheden, eventueele leerlingopleiding, loonen en promotiekansen in diverse beroepen.

Wij willen dit nog iets breeder uitwerken. Terwijl van bijna alle beroepen gelden mag, dat ze „Goddelijke" beroepen zijn, kennen wij er toch desalniettemin, die hun beoefenaars aan groote zedelijke gevaren blootstellen.

Deze kunnen van dien aard zijn, dat zij, zoo al niet aan alle, dan toch aan sommige, of aan de meeste jongelui ontraden moeten worden in verband met het karakter der kinderen of ook wel in verband met de sociale positie der ouders.

Bij andere beroepen is Zondagsarbeid bijna onontkoombaar, zoodat zij om Godsdienstige redenen afgeraden zullen worden1).

Om tot de uitoefening van diverse beroepen te worden toegelaten, moet men zich aan een lichamelijke keuring onderwerpen.

Voor sommige Rijksbetrekkingen is in een keuringsregelement tot in bijzonderheden vastgesteld, aan welke eischen men moet voldoen (lichaamslengte, -bouw, -gewicht,

l) Bij voorbaat zij reeds opgemerkt, dat met deze woorden geenszins bedoeld is te disqualificeeren hen, die b.v. bij Post- en Spoorwegdienst Zondagsarbeid verrichten.