de geschiedenis geen volkledige ruimte bestaat, maar slechts een nationale geest, die alléén in de geschiedenis werkzaam is — dan volgt daaruit dat het verschil tusschen de verscheidene « zotskappen » geen ingebeeld, geen louter uiterlijk, slechts voor zotten belangrijk onderscheid, maar een wezens onderscheid is. Het is een onderscheid in de waarden, die achter deze kappen steken ! Elk volk is zooveel waard als de eigene, bijzondere geest waard is, die er in woont. En wanneer wij bijgevolg in nationale tegenstelling staan tegenover Walen en Franschen, dan is dat, omdat wij geestelijk iets anders zijn dan zij. De hoogste roeping van een volk, zijn heilige trots, zijn hoogste doel, zijn voortdurende taak op zijn weg moet zijn : het ontwikkelen van zijn eigen wezen, het woekeren met de talenten hem door den vader der volkeren geschonken, tot verrijking der menschheid en tot verheerlijking van den Schepper.

★ ★ ★

De Franschman Paul de Cassagnac heeft van de « Vlamingen » geschreven : « Wat zijn de Vlamingen een eigenaardig volk ! Het is een ijsberg, die een vulkaan verbergt. Kalm, berekend, moeilijk te bewegen, — zouden zij, eens aan 't rollen gebracht, al onze zuiderlingen, die van nature en door hunne geboorte licht op hol gaan, de loef afsteken. »

Hetzelfde zei Verschaeve over de Nederlandsche eigenheid, toen hij dichtte :

« Koud en koele ben ik gebouwd, naar Dietschen trant,

En 't hart, ofschoon het driftig woele,

En straalt niet aan den buitenkant ».

Op deze woorden van onzen dichter en de uitspraken van alle kenners van het Nederlandsche volk steunende, kunnen wij alvast ernst, innigheid en innerlijkheid als de hoofdtrekken van het Nederlandsch karakter beschouwen. Laten wij nagaan, wat deze woorden beteekenen.

Zij beteekenen niet alleen, dat wij niet graag te koop loopen met onze innigste gevoelens, dat wij wars zijn van alle gezwets, dat theatrale gebaren, zooals de Romaansche volkeren die kennen en gaarne aanwenden, niet in onzen aard liggen, dat wij een instinctieven afkeer hebben van het « gekus en gelik» der Franschen, die bij elke gelegenheid elkander omarmen, ook in 't openbaar, dat wij niet houden van luidruchtigheid in het godsdienstig leven (zoo is er een oneindig verschil op te merken, te Lourdes b.v., tusschen de drukke luidruchtige vroomheid der Zuidelijke volkeren — al kunnen wij die ook waardeeren en er door getroffen zijn — en de stille, innige Neder-