te beantwoorden haalt beoordeelaar een voorbeeld aan; en de vertaling hiervan doet hem vrij wel met eene ontkenning besluiten.

Het leven in Zuid-Afrika door J. H. J u n i u s. „Er is eenigo overeenkomst tusschen het thans besproken werk en het boek van den heer De Veer."

Het Huis aan de Haven door M. W. Maclaine Pont. „Een historische roman , in welke het, naar mijn meening, der schrijfster niet gelukt is, nieuw leven te brengen."

De Vrouw van den Bankier door W. H a r t s i n k. „Leven, wat zeg ik, lawaai is er daarentegen in overvloed in het boek van den Heer Hartsink."

De Tijdspiegel.

Wij vermelden het artikel van Dr. Th. S w a r t Abrahamu Fmis Coronat Opus, dat een kritisch overzicht geeft van de Brieven van Multatuli (laatste periode). Hoewel deze bespreking op zich zelf niet onbelangrijk is, ontsteekt zij, na de vele aankondigingen elders, geen nieuw licht. Wij kunnen daarom een uittreksel of overzicht achterwege laten.

De Nederlandsclie Spectator.

Het nummer van 3 April bevat een artikel Twee boeken uit Afrika door Dr. D. C. H e s s e 1 i n g. Schr. wijst er op , hoe sinds 1896 telkens in de tweede helft van Januari de „regte Afrikaners" bijeenkomen, teneinde op een taalcongres de volgende onderwerpen te behandelen: de Afrikaansche bijbelvertaling, de verhouding van Afrikaansch tot Hollandsch en Engelsch, en Afrikaansch als schooltaal. Tijdens de eerste bijeenkomst vormde zich een commissie tot voorbereiding eener Afrikaansche spraakkunst en van een Woordenboek ; terwijl als derde vrucht van hunne werkzaamheid den 1 Maart het eerste nommer verscheen van Ons Klyntje („Klijn begin, anhou win ). De „levende taal van het tegenwoordige geslacht'' wordt geschreven in dit tijdschrift, hetwelk reeds in 3000 exemplaren verspreid wordt. In het Hollandsch verscheen enkele maanden later Ons Tijdschrift. — Vermelding verdienen de prijsvragen in Ons Klyntje als: „Afrikaanse woorde wat di Hollanders ni gebruikni." Verder stipt schr. aan dat de Afrikaners niet ongeveer maar omtrent zeggen en merkt op dat daardoor het betoog van Dr. A. K 1 u y v e r (Noord en Zuid V 1882, blz. 33 vlg.) steun krijgt, dat in de zeventiende eeuw omtrent de gewone uitdrukking was en ongeveer eerst Noord en Zuid, 20e Jaargang. 24