de «Sippe» (de familie, in den breeden zin), als den «voedzamen grond », waaruit al die stoere menschen der IJslandsche sagen, met hun ijzeren wil en hun durf, waarvoor geen grenzen schijnen te bestaan, de kracht halen tot hun groote, sterke daden. Al zijn geluk krijgt de mensch mee van zijn Sippe, maar zelf verstevigt en bevordert hij haar. Door zijn groote daden verhoogt hij het aanzien der geheele familie, haar kracht en eer. De mensch heeft tot plicht, zijn leven te vormen naar de maatstaven der « Sippen »-eer, en terwijl hij zoo doet, vermeerdert en vernieuwt hij de eer van de Sippe. De eer is breekbaar, zij kan zwak worden en geheel te niet gaan : dit laatste gebeurt, wanneer de leden eener Sippe er niet voor zorgen, dat de familie-eer voortdurend vernieuwd wordt. Uit dit begrip van de eer vloeien voor den mensch de normen voort, naar dewelke hij zijn handelen richten moet. Een man uit een edel geslacht moet dapper zijn, hij mag niet dulden dat men zijn eer te na komt, maar ook moet hij blijk geven van zijn hooge « Gesinnung », door leugentaal en sluipwegen te vermijden. De eer « bepaalt » zijn deugden (die niet voor ieder dezelfde zijn) en volgt hem in het graf. Een Germaansche spreuk luidt:

Bezit sterft, Sippen sterven,

Gijzelf sterft zooals zij,

Eén ding weet ik, dat eeuwig leeft:

De roem der daden, die Gij hebt volbracht.

Geboorte en dood zijn geen grenspunten van het individueele leven maar veeleer : gewichtige gebeurtenissen in het leven der Sippe. Treedt een nieuw lid in den kring der levende verwanten, zoo beduidt dit een aangroei van kracht en eer; sterft een lid der Sippe, dan lijdt de familie daardoor een verlies ; maar juist wijl de Sippe als een eenheid wordt gevoeld en in de vroegere geslachten een som van kracht en eer werd opgehoopt, kan men zich ook niet voorstellen, dat de doode uit de « keten » der Sippe uitgeschakeld is. De gebruiken bij de begrafenis spreken van het geloof, dat de doode vérder leeft, zij het in een verzwakten vorm van leven. De overledenen staan in onmiddelijk verband met de mystische oerkrachten der Sippe en kunnen de levenden bijstaan en helpen. Dooden én levenden zijn met elkaar in de Sippe verbonden. — Dit zijn maar enkele korte notities, ontleend aan het zeer belangwekkende hoofdstuk over de Sippe. Wij kunnen hier niet ingaan op de gebruiken bij geboorte, huwelijk, dood, adoptatie enz., waarvan de diepe zin niet is los te maken van de groote, centrale beteekenis, die aan het familieverband bij de Germanen toekomt. Evenmin kunnen wij uitvoerig weergeven wat Prof. De Vries schrijft over het begrip van