lieden van deus aas voor : geringe lieden, menschen zonder stand of vermogen. Kiliaen heeft ook deus aes alleen in den zin van: arme bloed. De twee laagste getallen (1 en 2), de twee minste worpen van den dobbelsteen, zijn ihier als zinnebeeld der geringe luidjes genomen, evenals de twee hoogste (5 en 6) voor de aanzienlijken en rijken, de twee middelste (3 en 4) voor de middelklasse golden. Vandaar het oude zeggen :

Deus aeus en heeft niet,

Six cinq en geeft niet;

Maar quater dry,

Die helpen vrij.

Dit rijmpje, dat met verschillende variatiën voorkomt, is vooral vereeuwigd door den Deus-aeslijlel (Emden, 1562), waarin men die woorden aantreft als kantteekening bij Nehemia 3 : 5.

In bepaalde toepassing op de voormalige ongelijkheid in het opbrengen der belastingen, zeide men ook :

Deus aes en heeft niet,

Six cinq en geeft niet,

Quater dry die moeten geven,

Daer six cinq van moeten leven.

In den diminitiefvorm een aasje, in den zin van: een kleinigheid, een weinig, wordt het woord nog wel gebruikt. De uitdrukkingen een grein, een greintje zijn echter thans meer in gebruik.

Academia. Yan het Latijnsche academia, naar het Grieksche akademeia, de benaming van een openbaren tuin buiten Athene. In dien tuin was een gymnasium, d. i. een gymnastische oefenplaats gevestigd, waar Plato met zijn leerlingen placht bijeen te komen, hetgeen aanleiding gaf, dat de naam Academie allengs toegepast werd op de wijsgeerige school van Plato, vervolgens op de verdere scholen, die uit de Platonische wijsbegeerte voortsproten, en eindelijk, bij uitbreiding, op verschillende vereenigingen, aan wetenschap of kunst gewijd.

Nederduitsche Academie, naam van den eersten schouwburg te Amsterdam, in 1617, bij het verval der oude Rederijkerskamer, door Samuel Coster opgericht, en in 1637 door den Amsterdamschen Schouwburg vervangen.

Instelling van hooger onderwijs. In deze toepassing was voorheen academie eigenlijk de naam van een hoogere school, waar één bepaald vak van wetenschap werd onderwezen, een zoogenaamde

24*