ongenoemden maker; „Zes deux gendres" (1810) yan E t i e n n e, het beste werk van dien schrijver; ten slotte „Cadet Eousselbeau père", folie-vaudeville, een parodie van het voorgaande, met de volgende grappige slotwoorden als normaal: „ne donnons jamais rien a nos enfants, si nous voulons qu'ils ont pour nous une reconnaissance égale a nos bienfaits". Het eerst hadden wij misschien op „Kin) Lear" van Shakespeare moeten wijzen ; ook de dochters van den Engelschen koning verliezen alle achting en eerbied uit het oog, zoodra hun vader hun zijn macht en heerschappij heeft afgestaan. Ten slotte zij herinerd aan rLe père Gorioteen der bekendste romans van Honoré de Balzac, door enkelen den „King Lear" van den 19den eeuwschen Shakespeare genoemd, aan Tourguenief's „Een Koning Lear der steppen" aan de episode van le père Kouman in Zola's "La Terre" en aan „Jan Janszen'" het fraaie en algemeen bekende vers van N i c. B e e t s.

F. Z. Mehler ')

NASCHRIFT.

De nieuwste bewerking van dit thema is „La course du flambeau" van Paul Hervieu, onder den titel: „De Fakkelloop" in keurige vertaling en met schitterende insceneering in 1902 door de Koninklijke Yereeniging „Het Nederlandsch Tooneel" opgevoerd. Harder, strenger en wreeder dan in eenig mij bekend stuk, wordt hier de veeleischendheid en de ruwe ondankbaarheid van elk volgend geslacht tegen het voorafgaande in forsche trekken geteekend ; hier staan in opvolging, dochter, moeder en grootmoeder, iedere jongere eischt volkomen opoffering van de oudere en acht geen offer voldoende zoo lang er nog iets te offeren blijft, het leven zelfs niet uitgezonderd, wat niet belet, dat zwarte ondankbaarheid, koelheid onverschilligheid en geringschatting het eenig loon zijn.

D. B.

*) F. Z, Mehler, Pi eter Langendijk Culemborg, Blom & Olivierse. Prijs f0.75.—