schrift mag er echter wat meer over gezegd worden; daarom dit:

Bij het redekundig ontleden, vooral van een doorwrochten zin, is het noodig te beginnen met de vraag : waar is het begin, waar het einde van den volzin ? Heeft men aldus die grenzen vastgesteld, dan kan men zeggen : binnen die grenzen staat het woord, waarvan de dienst moet bepaald worden. De ondervinding heeft mij geleerd, dat men, op deze wijze methodisch te werk gaande, tot het verlangde inzicht geraakt. Ter toelichting neem ik eenige verzen uit Bronbeek van Potgieter :

En echter, hoe uw indruk heden

Hier spoorslag strekt tot hooger vlucht,

Waar, wuivende over 't Westersch eden,

Geen tegenstelling van 't verleden Ons beurtlings noopt tot blos of zucht!

Gevraagd zij : waar hoort wuivende bij ? De redeneering is nu deze : wuivende komt voor in den volzin, die begint met waar en die eindigt met zucht. Binnen die grenzen moeten wij dus het woord zoeken, waar wuivende bij hoort. Welnu, in dien volzin komt geen enkel woord voor, waarvan wuivende bepaling kan zijn, dus .... de zin is niet in orde. Dat de Dichter wuivende gedacht heeft als behoorende bij den persoon, aangeduid door ure in uw indruk, en waarom dat ook niet in den haak is, blijve voorloopig onbesproken. Ik gaf het voorbeeld slechts om te verduidelijken, dat het vooraf zoeken der grenzen van een zin nuttig kan zijn.

Een ander voorbeeld is het volgende:

Daar zag hij dien de breede borst Van Heldenijver blaken.

Behoort dien bij zag of bij Maken ? — Om methodisch tot een oplossing van deze, niet moeilijke, vraag te geraken, ontwikkele men den beknopten zin, daar dan de grens tusschen hoofdzin en bijziu beter zichtbaar wordt. Men verkrijgt dan : Daar zag hij, dat dien de breede horst van Heldenijver blaakte en niet Daar zag hij dien, dat de breede horst van Heldenijver Maakte

De gevolgtrekking ligt nu voor het grijpen.

En nu een zin met om: Hij gelastte mij om, zoodra ik thuis was, dat op te schrijven. Liet men om weg, dan stond er: Hij gelastte mij, zoodra ik thuis ivas, dat op te schrijven.

Zoo uitgedrukt, is de gedachte niet helder voorgesteld : de bijzin kan bepaling zijn van gelastte en van opschrijven. Lascht men om