petits travers, meelevend in hun tegenspoeden. Aangenaam doet ook aan de eenvoud, het vermijden van tusschengelegde stukken „stijl", van roode en blauwe dag- en nachtimpressies ; er staat zelfs geen enkele maal in hoe vuil gootwater er uitziet."

Uit Kennemerland door N o r a.

„Het gebruiken van dialect is zeker een inferieur hulpmiddel maar hoe krachtig; Cremer, Van Maurik, al onze humoristen wisten het wel. Nora's schetsen zouden allicht toch aardig zijn, wanneer ze in gewoon Hollandsch verteld waren, maar nu zijn ze heel amusant .... Het groepje korte stukjes is een aardige bijdrage voor onze humoristische lectuur."

De Verloren Zoon door J o h. W. Broodelet. „Wilde men dit drama beoordeelen naar al wat er mislukt in is, onbeholpen rhytmus, kinderachtige karakterteekening, een mislukte Hamietscène in het draakje geplakt, honderd van de meest prozaïsche regels in versmaat gezet, men kwam niet tot een eind. Met dat

al is er iets frisch en ongewoons in, een durven, dat veel

interessanter is dan het kunnen van de anderen. Het is nog niets geworden; van de zes tafreelen is alleen dat in het krankzinnigengesticht een weinig de moeite waard, en de held is geheel een schooljongen, die Fantasio en Hamlet en Komeo heeft gelezen en ze wil nadoen, maar met dat al is er iets in ; er is geen twijfel aan, Broedelet moet later wel iets goeds leveren."

Over de vertaling van Schiller's Maagd van Orleans door T h. Qu anjer is het oordeel, naar onze meening, veel te gunstig. Wij hebben de overzetting vergeleken met 't oorspronkelijk; daarvan is zij slechts een bleeke schaduw. Verzen, alleenspraken, in het oorspronkelijk zoo aangrijpend, zijn schier onherkenbaar geworden in het metrisch proza dat de Heer Quanjer ons voorzet. En moet hij zijne regels laten rijmen, dan komt er heelemaal niets van te recht. — Intusschen, wij laten het tamelijk onverstaanbaar, althans in orakeltaal geschreven oordeel van Nederland volgen: „De vertaling van Schiller's tragedie schijnt ons zeer goed; of zij beter is dan de door het Nederlandsch Tooneel opgevoerde kan niet zoo terstond gezegd worden. Schiller is in het Nederlandsch, dat de Heer Quanjer schrijft — hetzelfde ongeveer, dat b.v. Schimmel schrijft — niet moeilijk te vertalen; in de taal van Gorter en Kloos, die een ander begrip van taai-correctheid en een ander dichterlijken gedachtengang hebben, zou dat moeilijk gaan."