_an. et hart, waaruit ze voortkomen; ge eet waar ze heendrïjven, zoo gij ze aan !° ze^ overlaat; en ge leert ook wat ten Otte de middelen waren, waardoor het Ir 6 ^Vee* ,^ezonnenheid gelukt is het vereerde er in te stuiten. Kent ge daarenegen de historie niet, dan staat in dit alles n mysterie voor u. Ge weet niet wat r mee^ aan te vangen. En, tien tegen en» zult ge beginnen met allerlei middeen aan te wenden, die in plaats van de e eerde ^'gingen recht te buigen, slechts

°"u.ln vuur blijken te zijn. , v°lgt dan tevens, dat een Dienaar

Woords b. v. in Zeeland nog weer een ^ ere studie zal moeten maken, dan een lenaar des Woords in Friesland, eenvou'2 omdat de gesteldheid der kerken en er §eesten in deze beide provinciën zeer verscheiden is, en dus beide ook een zeer onderscheidene kerkelijke historie achter zich hebben,

Immers die verscheidenheid van toeen neiging, van volksaard en denkWlJsi van aandrift en leidende gedachte, JNaakt dat ook de Bediening des Woords in eide provinciën een eenigszins andere moet ZlJn. Rekent men hier niet mede en denkt men: „Nu ja, dat zal ik met mijn gezond verstand wel klaren," dan maakt men zich eenvoudig schuldig aan overmoed, en verbeurt 'Jn eere en zijn naam als wetenschappelijk ^ an. Want plicht en roeping juist van den gestudeerde is het, dat hij wete wat zijn gemeenteleden niet weten, en dat hij in s*aat zij, uit de historie hunner eigen vadelicht te werpen op hun toestand in «et heden.

Zoo ziet men dus wel, dat deze studie er kerkhistorie, mits zaakrijk en degelijk Pgevat, den Dienaar een uitnemende wins.? kan opleveten voor de kennis van Z'jn gemeente, en hem daardoor te eter jn staat stelt, om aan zijn gebeente zulk een Bediening des Woords te geven, als zij behoeft. Met de historie in e hand zijt ge in staaf, om, na kennismaking van eenige jaren, voor u zei ven vastelijk te weten, in welke categorie uw gemeente thuis hoort; welke de woelingen ZlJn die er in gisten ; welke schakeeringen e5 voorkomen; waar van deze schakeeflng de historische wortel ligt; wat het ^rekkelijk recht van bestaan van deze

ol-nakeerinapn ic • pn wat de aangewezen

Weg is, om het kwaad dat er uit dreigt, te v°0rkomen„

. letterdaad, alleen het ontbreken van de Ustorische kennis is oorzaak geworden dat onze gereformeerde kerken in de tweede helft er vorige eeuw, op zoo jammerlijk dwaalspoor zijn geleid. En evenzoo, niet anders dan gemis aan deze historiekennis is nu n°2 oorzaak, dat allerlei richtingen onder °ns vijandig tegenover elkander staan, die, naar behooren door de historie toegelicht, elkander zouden verstaan, begrijpen en waarderen, om zegenend op elkaar in te werken.

arbeid veler eeuwen, allengs in de Christelijke kerk tot vaster formatie is gekomen.

Hij neemt dan den draad op, waaraan de eeuwen hebben gesponnen; ontwart nu de knoopen die er in zijn gekomen; en poogt op zijne wijze er aan voort te spinnen; maar "de draad blijft de draad, en geen nieuw spinsel wordt voor het oude in de plaats geschoven.

r-As.

De heeren Emous en Kloppers, onderwijzers aan scholen met den Bijbel te Amsterdam, en tevens aan de Christelijke normaallessen aldaar, hebben een uitmuntend werk verricht, door de uitgave van een Proeve van een leerplan voor de Christelijke school.

' Dringend heeft de school met den Bijbel behoefte aan een zelfstandige ontwikkeling. Wat eerst meer op een soort van „goed geloot" afging, dient te worden doorgedacht, t-nf- heldere bewustheid te komen, en in

verband te worden gezet met het beginsel.

Wel vreezen we, dat dit doel nooit geheel bereikt zal worden, zoolang we geen vrije examens hebben; maar toch kan ook nu reeds veel gedaan, om onze schoolliteratuur te verrijken, onze onderwijzers degelijker en zelfstandiger te vormen, en het onderwijs steeds meer te brengen onder de macht van het beginsel.

Uit dat oogpunt verdient de hier geleverde proeve dan ook alleszins aanbeveling; en dat te meer, daar ze zich bepaalt tot een school met drie klassen, gelijk die meestal voorkomt, of althans te verkrijgen is; terwijl voor scholen met zes en acht klassen t©ch genoegzaam heldere aanwijzing is gegeven, om ook deze scholen te helpen.

Dit mag gezegd, al spreekt het .vanzelf, dat de critiek van desbevoegden ook over deze proeve niet zal uitblijven. Uiteraard is het niet wel mogelijk als met een tooverstaf op éénmaal het volmaakte beeld van een school met den Bijbel uit den grond te doen opkomen.

Doch die critiek verlangen de geachte schriivers dan ook 7,elven. Zii roepen die

zelfs in.

En dan eerst zullen onze overige des¬

kundigen onder de onderwijzers, ook wat dit geschrift aangaat, aan onze scholen met den Bijbel den verschuldigden dienst bewijzen, indien ze de geleverde proeve

indenken, toetsen aan het beginsel en aan den eisch der practijk; en er zoo toe bij-

Hi-acren om allengs van een proeve tot

een tamelijk algemeen aangewezen leer-

nlan te komen, dat metterdaad als het

leerplan voor onze scholen gelden kan.

Zij alle critiek daarbij opbouwend.

Wie niet begint met de poging die nu gewaagd is te waardeeren, kan ons niet verder helpen.

Er spreekt in deze poging ernst; er blijkt nauwkeurigheid uit; er schuilt practische zin in.

Ze helpt ons op den goeden weg.

Kuyper.

—-

Voor Kootwijk.

Door Dr A. Kuyper, van Ds. P. van Schaïk te Nieuw-Lekkerland, catech.bus ƒ 5.

Door den heer W Hovy, van Ds. P. N. Kruijswijk te Hoogeveen, gevonden in de kerkcollecte, ƒ 1.

Totaal ontvangsten ƒ 1063.96.

Confessie en Dogmatiek is de titel van

een studie, die Dr. Daubanton bij Egeling

ce Amsterdam in het licht zond.

In deze studie trekt ons aan zijn nei

2lng, om niet in den geest van Hofïfmann,

iV'tschl en Böhl de dogmatiek op te vatten a}s een individueele poging van den dogmaticus ter svstematiseerine van zijn eigen

geloofsovertuiging, maar om te rekenen met het dogma, als historisch product. Het dogma is niet de opinie van A of B, maar

ae geloofsovertuiging der kerk.

Eveneens spreekt hij ons uit het hart, als hij tegenover Rome de levensbeweging van het dogma handhaaft, en dus elk gevoelen verwerpt, alsof critiek op het dogma ongeoorloofd ware. Die critiek is zelfs noo<%. Zonder die critiek is geen dogmatiek denkbaar. En zelfs daar, waar men geheel "iet het dogma en zijn formuleering instemt, moet die instemming op wetenschappelijk gebied, resultaat van critische studie zijn.

Dat we desniettemin met de conclusie van deze studie geen vrede nemen, ligt daaraan, dat Dr. Daubanton het dogma te Zeer in den geest van Schleiermacher opvat, en daardoor de beteekenis van het dogma in zijn historische wording onderschat.

Op zijn standpunt toch is het zeer denkbaar, dat men feitelijk een geheel andere levens- en wereldbeschouwing is toegedaan, dan de Gereformeerde kerken; dat men desniettemin uit de Confessie een leertype distilleert, dat geheel met deze andersoortige levensbeschouwing overeenstemt; en «u op de onderscheidene dogmata een critiek oefent, waardoor ze feitelijk óf vernietigd worden, óf omgezet in formuleer'ngen van heel andere beduidenis.

De theologie der laatste vijftig jaren toont dan ook, dat dit feitelijk geschiedt. Denk slechts aan Schweizer en Scholten.

Nu zij het geheel in het midden ge'aten, in hoeverre Dr. Daubanton zelf zulk een

afwijkenden weg zou willen inslaan; ons is het op dit oogenblik er alleen om te doen, dat men wei inzie, hoe deze schijnbaar zeer confessioneele opvatting, toch in den grond niet den minsten waarborg oplevert, en tot resultaten kan leiden, die de Confessie feitelijk geheel opheffen.

Tegen dit gevaar nu is alleen beveiliging daarin te zoeken, dat de dogmaticus, die confessie als uitgangspunt kieze, die de confessie zijner eigen kerk en van zijn eigen hart is. Wie te individueel ontwikkeld is, om het leven zijner kerk ook in 'n haar Confessie mee te leven, is onbekwaam om als dogmaticus op te treden.

Hij

moge zeer interessante en historische €n leerstellige studiën leveren, maar een dogmatiek schrijft hij niet.

Dat kan alleen de man, die in de Confessie zijner eigen kerk de wel onvoltooide en nog onvolkomene, maar toch de meest volledige en de zuiverste uitdrukking der waarheid ziet, gelijk ze als resultaat van den

Uit Dc J3fr$.

Nu de dag nadert, waarop de Synode der Christ. Geref. kerk te Leeuwarden saam zal komen, wordt er meerdere ernst gemaakt met de vraag, welke beslissing er in zake de Vereeniging met de Ned. Geref. kerken zal moeten vallen.

Het deed ons daarom genoegen, dat Ds. Beuker in zijn Vrije Kerk daarover een opstel plaatste, dat blijk geeft van een geest van toenadering.

We lezen daar toch:

Wij voor ons hebben geen bezwaar om de Ned. Geref. Kerken, die als Kerken met het Synodale Ge nootschap hebben gebroken, als wettige Gereformeerde Kerken te erkennen. Maar wij herkennen hen daarvoor sedert en omdat zij ophielden onderdeelen van het Ned. Herv. Kerkgenootschap te zijn, tot de Gereformeerde belijdenis en Kerkorde terugkeerden en zich dus als Gereformeerde Kerken openbaarden. Niet omdat zij onder het genootschap zijnde als Gereformeerde Kerken zouden moeten beschouwd worden.

Zegt men: «Maar er zijn in het Herv. Genootschap toch ook wel orthodoxe gemeenten, die de ware leer leere'n?» Dan is ons antwoord: geen enkele. Er zijn wel gemeenten wier leden van de orthodoxe richting, ja voor hun persoon van gereformeerde richting zijn, maar als gemeente heeft ze over de leer niets te zeg gen. Daar kan zij. noch haar kerkeraad iets aandoen. Zij is als gemeente slechts onderdeel van het Synodale Herv. Genootschap. Zulk een gemeente heelt als zoo danig geen leer en laat ook geen leer verkondigen. Zij heeft alleen Synodale reglementen, en deze mag en moei ze gehoorzamen. Of er waarheid of dwaling van den kansel zal worden verkondigd, dat moet de predikant weten, die optreedt. Hij kan uit kracht van de bestaande leervrijheid verkondigen wat hem goeddunkt. En Christus mag. om zoo te zeggen, dien predikant

wel aanKen, aat ni] nog zoo vriendelijk is om aan zijn hoorders de waarheid des Evangelies te verkondigen instede van de moderne theologie. Hij kan het ook even goed andersom doen. En als hij het morgen aan den dag andersom doet, dan kan noch zijne gemeente, noch zijn kerkeraad daar ook maar iets tegen doen.

Zegt men nu: Ja, dat is wel zoo als lichaam naar buiten, maar er zijn toch vele ware vromen, er is waarheidsliefde, er zijn ambten enz. in die Kerk en zij is daarom ondanks het genootschap in den geestelijken zin toch nog eene Kerk die Christus aanhangt. Dan is mijn antwoord: Ik zie er misschien in dien zin nog veel meer goeds ïn dan gij en menig ander. Maar dat verandert niets aan haar karakter als genootschapskerk. Dat ze morgen toone de waarheid te willen en Christus als haar Koning te willen gehoorzamen, en ik zal de eerste zijn, die haar als Gereformeerde Kerk erkent. Zoolang ze dit echter niet doet» moet ik ze erkennen voor hetgeen zij officieel naar buiten openbaart, d. i. voor een afdeeling van 't Ned Herv. Kerkgenootschap, d. w z. voor een onderdeel der valsche Kerk.

Wordt nu zulk een onderdeel morgen als gemeente iets anders, breekt ze met de vijanden en schudt ze derzelver boeien af, zich bekeerende tot den Koning der Kerk, dan is ze van een onderdeel der valsche Kerk, eene ware, eene Gereformeerde Kerk geworden. Zij was ook als gemeente, tijdens zij bij het Herv. ge nootschap was ingelijfd, wel eene Kerk, maar zij was eene valsche Kerk, omdat ze met heel het genootschap de kenmerken der valsche Kerk vertoonde.

Rome is wel eene Kerk maar zii is eene valsche

Kerk. Geen v-schijnkerk», Want een schijnkerk is geen Kerk, zoo min als een beeld een mensch is. Een goddeloos mensch is evenwel een mensch; maar hij is een mensch met een ontaard karakter. Hij is geen christen. Zoo ook met de valsche Kerk Er zijn ware en er zijn valsche Kerken Art. 29 onzer Belijdenis geeft beider kenmerken aan en zegt: «Deze twee Kerken zijn lichte, lijk te onderscheiden».

Men houde dus op om lancrpr de auaestie van ons

reglement, dat niets is dan eene kennisgeving van ons bestaan aan de Regeering. op den voorgrond te stellen om daar achter de hoofdquaestie te verbergen. Wij willen dat reglement wel prijs geven, maar wij willen ons karakter als Gereformeerde Kerk niet verloochenen, ook niet voor de Regeering. Indien men wil dat we dat reglement zullen intrekken, hetzij zoo,

maar men verklare ons eerst dat men met het rsed. Herv. Kerkgenootschap ook in zijne deelen heeft ge broken, en dat men de Chr. Geref. gemeenten als wettige Gereformeerde Kerken erkent en zal respecteeren. - Daarbij komt nog dat onze Doleerende broeders zich ook zullen dienen te verklaren over de Herv. lidmaten, die niet met de «reformatie» meegaan. Niet meegaande zijn die menschen dan lid van de valsche Kerk ? Of zijn ze ondanks hun aankleven aan de Synodale organisatie, lidmaten der Ned. Geref. Kerk (Doleerende.)? Indien de Doleerende kudde de Herv Kerk is en deze Synodale menschen eigenlijk hare leden zijn, dan moet ze hen wettig censureeren en afsnijden. Doet ze er niets aan. zeggende: «wij

kunnen niet», dan toont ze ?\rh nntrouw te zim-Al

is het waar, dat niet alles op eenen dag kan gebeuren — Maar wat nog erger consequenter mag heeten die dan uit deze stelling moet volgen is: dat eigenlijk de Chr.

Geref. gemeenten in t vervola-.illeennogKoomscnen,

Lutherschen en loden, maar nimmer een Hervormd

mensch meer mochten aannemen, want zij zijn leden 1 der Doleerende Kerk, en die is immers een Gereformeerde Kerk, die men niet mag verlaten. Zoo was onze Kerk ten doode opg&chreven. Haar bedding liep

«•an zelf droog.

Zoolang wi| en de Doleerende broederen het op dit

groote en allereerste punt met eens worden, kunnen

we onmogelijk vereenigen.

Kunnen wij niet vereenigen, dan kunnen wl| misschien wel tot een soort modus vivendi geraken, waardoor we naast elkaar voort levende toch tegenover elkaar een dragelijke verhouding met elkaar afspreken. Als echter zulk een modus vivendi niet stilzwijgend uitgaat van de veronderstelling dat onze gemeenten wettige Gereformeerde Kerken zijn, die men niet door het stichten van tegenkerken als onwettige Kerken brand¬

merken mag, dan zal ook daarvan niets kunnen komen. Kunnen de Ned. Gereformeerden met ons in geen

relatie komen zonder ons zulk een brandmerk van

«bijkerken11 of «noodkerkjes» die niet hadden moeten ontstaan, en tegenover welke men «echte Vaderlandsche Kerken» moet oprichten, dan verandert hierdoor, in ons oog althans, heel onze verhouding tot hen.

Gaan zu zoodoende het seciarisme Kronen en met

den naam van «reformatie der Vaderlandsche Kerk» bestempelen, wat niet anders is dan scheurmakerij, dan

moet ook onze Kerk tegenover aat euvel positie ne¬

men. Zij noodzaken ons dan de bruggen geheel af te breken en te doen wat we tegenover trouwe zusterkerken niet zouden mogen of willen doen.

Willen zij ailaten van het snenten van tegenkerken dan kunnen wij voortgaan met onderhandelen; zii het

dan niet tot al geheele vereeniging, dan tot een betamelijken modus vivendi, die een latere vereeniging

oorbereidt.

In dit alles nu is niets onoverkomelijks, mits

het maar zóó geformuleerd worde, dat men noch de ééne noch de andere partij dwingen wil, om iets te verklaren, dat indruischt tegen haar overtuiging.

Uit toch doet geen man van karakter, en

ook geen kerk.

Welke beschouwingen men over en weer heeft, om tot zijn conclusie te komen, doet er niet

toe. Niet die beschouwingen, alleen de conclusie

bindt beiderzijds.

Vraagt men, of er dan toch geen grondstellingen, geen uitgangspunten zijn, waarover men overeen moet zijn gekomen, dan antwoorden we: Natuurlijk,

Edoch, deze zijn voor ons neergelegd in de Heilige Schritt, en nader geformuleerd in de Formulieren van eenigheid.

Zoover deze gaan, moeten dus ook de kerken gaan.

En wie daar iets ook maar bijvoegt, maakt een nieuw bijvoegsel tot de Confessie. En dit kan immers nooit op zulk een wijze geschieden.

Niet de opvatting, niet de toepassing, niet de verklaring van de Formulieren bindt wederzijds, maar alleen wat in die Formulieren staat.

De heer Lindeboom van Zutfen schrijft over hetzelfde onderwerp in de Roeper:

Het grootste gedeelte van de gehouden Prov. Synode werd gewijd aan de zaak der vereeniging-

Zoozeer vervulde de gedachte aan de eenheid der Geref. belijders in Nederland de harten, dat de Ge meenten, blijkens de agenda, haast voor niets anders oog en oor hebben, dan voor de reeds zooveel be sproken vereeniging.

Toch hadden we een aangename vergadering.

Zelden hebben wij een Prov. Synode bijgewoond, waar zooveel eenstemmigheid heerschte in de hoofd zaak, ook bij verschil van inzicht in bijkomstigheden.

Alles weer te geven wat al zoo besproken is, gaat niet. Enkele beslissingen die genomen zijn, onder de aandacht te brengen, kan zijn nut hebben.

Omtrent het zoo lel bestreden Reglement van 1869 was men algemeen van gevoelen, dat dit geen struikelblok voor de vereeniging mocht zijn.

y~i *1 ,1c» ~ o 1 1*. T» 1

Uaarne \vn uw * '"yiwaic oynoae au r\cgiemeni prijs geven, indien wij maar wat beters in de plaats krijgen.

Niet zoo toegevend was de Vergadering op het punt van «Scheiding

Meer beslist dan wel vroeger sprak zij zich op dit punt uit, omdat het door het vele geschrijf der laatste jaren meer duidelijk geworden was, dat het verschil tusschen Ned. Geref. en Chr. Geref. gaat over de vraag: Scheiding of Doleantie ? £)e Herv. kerk een val

sche of ware, hoewei veroasterde Kerk ?

Met algemeene stemmen besloot de Vergadering de Synode te verzoeken, ondubbelzinnig uit te spreken, dat zij de Herv. Kerk als een valsche beschouwt, en afscheiding van dezelve derhalve roeping acht.

Voorts meende de Vergadering, dat het voorstelBeuker, van de Synode Assen, vooralsnog de meest gewenschte grondslag voor vereeniging aanbiedt.

Wat ook de uitslag moge zijn van de wederzijdsche onderhandelingen, nooit zal het kunnen gezegd wor den, dat de Chr. Geref. zich niet veel moeite en zelfs geldelijke opofferingen hebben getroost, om tot saamwoning te geraken met zoovele broeders en zusters, die één geloof, één doop, één Heere Jezus Christus hebben, en die tot hiertoe, in strijd met 'sHeeren Woord, gescheiden van elkander leven Zoozeer heelt deze zaak de Chr. Geref. Kerk bezig gehouden, dat zij in gevaar kwam veel, dat op den weg harer roeping lag, te verzaken of te weinig aandacht te schenken.

't Wordt dan ook tijd, dat er een beslissing kome in deze zaak, of dat men voorloopig de debatten sluite, om, totdat de tijden gunstiger zijn, ieder aan zijn eigen werk te gaan, zonder elkander moeite aan te doen.

Ook hieruit spreekt een geest van welwillendheid, die we van harte hopen dat althans onzerzijds niet door ongewenschte inmenging in het debat zal verbroken worden.

Het woord is thans aan de Christ. Geref. broederen.

Niet aan ons.

Later zullen wij spreken.

Kuyper.

Door afwezigheid van Ds. Wolf van Serooskerke opent Ds. Klaarhamer de vergadering. ZEerw. laat Psalm 33 :1 zingen, leest daarna Jesaia 62 en gaat voor in 't gebed.

Aanwezig zijn 15 kerken met 27 keurstemmen, terwijl nog 4 broeders zonder keurstem de vergadering bijwonen.

Den broeders uit O. en W Souburg, die voor de eerste maal de vergadering bijwonen, wordt een woord van welkom toegesproken.

Naar toerbeurt is Ds. Hulsebos voorzitter, en worden door den voorzitter met goedkeuring der vergadering Ds. Vrolijk tot scriba, Ds. Klaarhamer en br. Kuyper Boone, ouderling te Tholen, tot assessoren aangewezen.

De vragen naar Art. 41 D. K. O. worden gedaan en naar genoegen beantwoord. De kerk van Gapinge vraagt advies in een tuchtzaak, welke haar wordt gegeven.

De korte predicatie kan niet gehouden worden wegens afwezigheid van Ds. Wolf, van Axel, zij wordt thans op zijn verzoek verdaagd

tot ae vergadering in beptember.

Omtrent een ingekomen circulaire, inhoudende een regeling van den arbeid der Zending in de provincie Noord Brabant, wordt een commissie van prae advies benoemd, bestaande uit Ds. Wolf, van Serooskerke, Ds. Klaarhamer en br. Boone, ouderling te Koudekerke. Tevens wordt den actuarius opgedragen te vragen, dat aan eiken kerkeraad een ex.

wordt toegezonden.

De behandeling van een schrijven van de Deputaten voor hulpbenoevende kerken, wordt

uitgesteld tot de behandeling van het rapport

der deputaten voor de zaken van hulpbehoevende kerken buiten de classis.

Op een schrijven van de eerw. heeren B. v. Schelven en Klihler, inhoudende verzoek om stoffelijken steun voor de Ned. Vereeniging van Vrienden der Waarheid, wordt besloten, aan die vereeniging 15 gulden te zenden uit de kas voor noodlijdende kerken, als een bewijs dat de hulp der vereeniging, aan de vacante kerken bewezen, wordt op prijs gesteld.

Een schrijven uit Gapinge wordt gelezen, doch niet behandeld, daar de kerkeraad in deze zaak nog geen beslissing heeft genomen.

De rekening en verantwoording van den classicalen quaestor wordt nagezien en goedgekeurd.

Aan Ds. Wolf, van Serooskerke, wordt toegestaan het kort historisch verslag van den arbeid der Zending, zooals deze door de classis Walcheren is verricht, op een volgende vergadering te leveren.

De verschillende commissies, overeenkomstig Art. n der Prov. Regeling, worden gecontinueerd.

De kerkeraad van Middelburg vraagt: a. »of

de classis toestemming kan geven, dat de laatste door deze kerk gehouden collecte voor nood¬

lijdende kerken, aan de kerk van Helmond wordt gezonden tot aflossing der schuld;" en b. »dat de classis besluite uit het fonds voor noodlijdende kerken een zekere som jaarlijks

toe te zeggen voor aflossing en rente; en tegelijkertijd ïn de Heraut de kerken op te wekken, dat alle classes desgelijks zullen handelen." Daaromtrent wordt besloten uit het fonds van noodlijdende kerken een gelijke som als de laatst te Middelburg gehouden collecte bedraagt, voor het voorgestelde doel aan de kerk van Helmond te zenden, en tevens jaarlijks, ti-t wederopzeggens toe, 20 gulden te zenden uit hetzelfde fonds voor aflossing en rente, onder voorwaarde dat de leening gesloten wordt.

De kerk van Serooskerke vraagt nu een zaak ter tafel te mogen brengen, vóór de andere voorstellen worden behandeld. De vergadering staat dit toe. Zij vraagt alsnu advies in een tuchtzaak, welke haar wordt verstrekt.

Voorstel /. wordt nu behandeld. De kerk van Oostkapelle vraagt de goedkeuring der classis op de door haar met Grijpskerke getroffen regeling tot combinatie.

Na langdurige bespreking wordt deze zaak verdaagd tot een volgende of buitengewone vergadering.

Een soortgelijke regeling tusschen de kerk van St. Laurens en Gapinge wordt door de classis goedgekeurd.

Op voorstel van de kerk van Serooskerke wordt door de classis besloten, Art. 5 van de regeling voor de kerkvisitatoren te schrappen.

De kerk van Oostburg vraagt of er ook bezwaar in is, attestatie af te geven naar de Chr. Ger. Gem. te Schoondijke.

De classis is van oordeel dat tusschen kerken, die geen kerkelijke correspondentie hebben, ook geen attestaties kunnen gewisseld worden en dat het aangaan van kerkelijke correspondentie, waarvan erkenning van attestaties het gevolg is, alleen door de Synoden kan geschieden als zijnde een gewichtige aangelegenheid, die alle kerken raakt.

De kerk van Middelburg wordt als classicale kerk aangewezen.

Censuur behoefde niet te worden toegepast.

Pe omvraag wordt gedaan, en om 6 uur sluit de voorzitter deze vergadering met dankzegging.

Op last der vergadering, W. A. Vrolijk Jr.

h. t. scriba.

Kerk te Helmond.

Ds. J. Hulsebos te Vlissingen verzoekt ons hier te willen mededeelen, dat het bedrag van ƒ 41.50I/2, in de vorige opgave genoemd, niet is van de kerk te Vlissingen, maar uit het fonds voor hulpbehoevende kerken buiten de classis, van de Ned. Geref. kerken in Zeeland.

Voorts dat uit ditzelfde fonds jaarlijks f 20 tot wederopzeggens toe gezonden worden zal, zoodra de leening zal zijn gesloten en volieekend.

Van den kerkeraad te Maasland ontvingen wij bericht, dat wanneer het tot de leening komt, jaarlijks f 15 zal worden uitgekeerd voor rente, en dat een bijdrage, vrijwillig in de collecte gevraagd, zal worden toegezonden.

Sedert de vorige opgaaf kwam nog bij ons in aan:

Giften in ééns:

Van mevr. de Wed. v. L. te Amsterdam f 2.50; door Ds. H. W. v. L. te Amsterdam gevonden in de collecte ƒ 20 en idem van J. J. A. f 2.50; door Ds. H. H. V. te Rotterdam van N. N. ƒ 25; door Ds. B. v. S. te Amsterdam van Z. O. / 2.50, van C. J. H. te Middelburg ƒ 10, van de kerk te Lexmond ƒ 5; door J. v. d. M. te Winsum, collecte ƒ 14.55; door Ds. P. v. S. te Nieuw Lekkerland »uit de cat. bus" f 5; door D. S. te Schettens coll. ƒ 7.90; door H D. te Lopik coll. ƒ 7; van N. N. te Utrecht met bijschrift: -»de Heere zegene uwe gemeente, dat zij bloeie e?i vruchten drage, tot de eere Zijns Naams!"' f 100; door K. W. Jzn. te Broek op Langendijk »uit de coll." ƒ 2, idem ƒ 10.

Totaal ƒ 213.95

id. der vorige opgave. » 439.72

Te zamen . . ƒ 653.67

Jnarlijksche bijdragen:

Van mevr. de Wed. v. L. te Amsterdam / 2.50

Totaal der vorige opgave. ...» 85.50

Te zamen . . ƒ 88.—

Met vriendelijken dank voor zóóveel hulp en steun, nemen wij de vrijheid, ook uit naam der classis, op meerdere jaarlijksche bijdragen aan te dringen, opdat de eerste stappen tot het uitschrijven der leening weldra mogen worden gedaan. Niettemin waar de «giften in ééns" zoo goed op weg zijn naar de gevraagde duizend gulden, vertrouwen wij, dat wanneer dit cijfer maar eenmaal bereikt is, deze, zoo de Heere wil en wij leven, ook in volgende jaren niet geheel achter zullen blijven. Misschien vindt het goede voorbeeld van Maasland en Vlissingen, hierboven vermeld, nog bij vele zusterkerken navolging. Wij blijven hopen'.

Om het voortbestaan der zaak te verzekeren, wordt in de circulaire eene som van ƒ 520 a ƒ 620 jaarlijks gevraagd, om rente en aflossing geregeld te kunnen voldoen. Dit ter vriendelijke herinnering.

Namens de Vereen, de Kerkel. Kas,

G. Visser,

penningmeester.

Helmond, 9 Juni 1891.

§tttienland.

Engeland. Plan tot oprichting van een nieuw weekblad tot bestrijding van het ongeloof.

Men gaat er in Engeland over denken om een weekblad uit te geven tot bestrijding van hen die «het oude geloof» aanvallen. Tot hiertoe streed alleen, voor zoover wij weten, het bekende tijdschrift van Spurgeon »Zwaard en truffel'' tegen de «Down grade» beweging, d.w.z. tegen het opkomen der moderne theologie. De modernen hebben juist hunne kracht gezocht in de pers, en het is verwonderlijk dat rechtzinnigen nog zoo weinig gedaan hebben tot bestrijding van zoovele bladen die openlijk of bedektelijk het ongeloof voorstaan. Er zijn wel bladen die de belangen der kerken bespreken, maar tot hiertoe mist men een orgaan om de rechtzinnige leer te verdedigen tegen de aanvallen van de mannen die de «modern thougt» voorstaan. Het schijnt dat de heer Urguhart, die den bekenden prediker Spurgeon tot hiertoe dapper hielp in de bestrijding van het ongeloof, als redacteur van het nieuwe blad zal optreden. Men zocht den heer Spurgeon wel daartoe aan, doch hij antwoordde: «weten mijne vrienden wel, wat ik reeds te doen heb? Zouden zij willen, dat wij de prediking des Woords opgaven om een nieuwsblad te dienen?» Spurgeon zal dus geen redacteur worden, schoon zijn helaas verzwakte gezondheid, het wel wenschelijk doet zijn, dot hij rust neemt van het prediken voor een schare van duizenden personen.

Toch dunkt ons dat het vóór alles noodig zijn zal, wanneer men een blad ter handhaving der rechtzinnigheid en tot bestrijding van het ongeloof, opricht, men eerst de vraag zoekt te beantwoorden, welke rechtzinnigheid men zal gaan verdedigen? Immers een Roomsch-Katholiek is rechtzinnig, wanneer zijne belijdenis overeenkomt met de leer der Roomsche kerk, een Rus is »orthodox" wanneer hij de leer-

OÊfiricclc bcridjtctt uit tif UcK ©eref. kerkm.

Gecombineerde classis van Zeeland. Verslag der Classicale samenkomst op Woensdag 13 Mei 1891 te Vlissingen gehouden.

(E Doto Borbracetto.

De ondcrgeteelcende, abonnent op De Heraut, verlangt te ontvangen door Umchenhomst van

de Administratie van De Heraut.

1} —

den Boekhandelaar te -

2> Eï. 1 YiïTO «MO tor Dr. L KUYPER,

tegen f 12.— het Exemplaar, op de voorwaarden vermeld in No

van De Heraut.

den 189

]) Doorhalen wat men niet verlangt.

2) invullen: één, óf twee. (Zie keerzijde.)

(Zie keerzijde.)