De bestuurstafel in de Grote Zaal van Musis Sacrurn.

Hierna droeg Mevrouw C. Rozeboom-Rijerkerk te De Steeg op geestige wijze enige sprookjes van Hans Andersen voor, n.1. „De Verliefden", „Het Kaboutertje en de juffrouw" en „De Vlinder."

Onder opgewekte samenzang werd er een collecte gehouden voor het H.A.G.-fonds, terwijl deze gelegenheid tevens benut werd om de jaarboekjes te verkopen, inhoudende de referaten die die dag gehouden zijn. v

Het is zeker overbodig julie aan te raden een exemplaar hiervan te bestellen? De voorraad is beperkt, dus... haast je, want anders loop je kans achter het net te vissen!

Inmiddels waren er nog twee telegrammen binnen gekomen. Eén van Kring Bentheim-Ostfriesland en een van de Commissie tot hereniging Ger. Kerk en Geref. Kerk (art. 31).

Ten slotte dankte de Presidente allen die aan het welslagen van deze dag meegewerkt hebben, in zonderheid de Heer H. Knipscheer, pianist en tevens dirigent van het „Veluwse Koor" dat zich ter ere van deze Bondsdag gevormd had, en ons bijzonder veel heeft doen genieten!!

Nadat Ds van der Beek Mej. F. Jansen v. Beek bedankt had voor de goede leiding en een kort slotwoord gesproken had, waarin hij duidelijk liet uitkomen dat wij allen een klein deel uit maken van het grote Bouwwerk, dat als fundament heeft: Jezus Christus, zongen we nog het mooie gezang: „Ere zij aan God de Vader," waarna ook deze 31e Bondsdag weer tot het verleden behoort.

Moge de herinnering aan deze blijde, zonnige dag een stimulans zijn, om vol goede moed ons verenigingswerk voort te zetten! Lenie Struys.

Langzaam. God, ontbolstert Gij mijn ziel; het is niet Uw schuld, dat de harde schaal zo moeilijk breekt en slechts een enkele maal een kleine schilfer voor Uw voeten viel.

Want mijn vertrouwen is te ongeduldig: ik durf niet stil te zijn, omdat ik vrees. De vrucht is ook te lang bedekt geweest en aan de wrange geur ben ik zeer schuldig.

Maar nu, nu zal ik roerloos wachten:

God, in Uw aandacht is de trouwe kracht en ook de liefde, die mij overmant.

Gij zoekt mij, Vader, want het bloeien van Uw tuin is ook om mij te laten groeien: een kleine, witte pit, diep in Uw grote hand. Uit: ,,Spiegelbeeld" van Gabriël Smit.