tmn de

In Hfiiffljisli#

Het auteursrecht van den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad, Jï°. 124.)

H vi wordt geregeld des Vrijdags aan de geabonneerden verzonden.

?pagen van medewerkers, ingezonden stukken en alles wat verder den inhoud van aan °!ad betreft, te adresseeren aan de BEDACTIE. Abonnementen en Advertentiën

l de ADMINISTRATIE; Bureau: Warmoesstraat 96, te Amsterdam.

W "dingen, die later dan Vonder dag 's namiddags te 12 uren worden ontvangen, : nen voor het nummer van die week niet meer in aanmerking komen.

Zondag 30 Juli 1905. N°. 1439.

Abonnementsprijs: franco aan huis, per drie maanden f 1.20, voor het Buitenland per jaar f 6 bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers aan het Bureel 10 Cent.

Abonnementen worden aangenomen door alle Boekhandelaren, Postdirecteuren enz. en aan het Bareel te Amsterdam.

Advertentiën: van 1 tot 6 regels f 1.20, voor eiken regel meer 20 Cent Aanvragen en vermelding van liefdegaven en Verslagen van Vereen. 12 Ct. p. rege

et geen op£tantitng nocjj enijeï, nöcïj gce^t."

Want de Sadduceën zeggen dat er geene opstanding is, noch engel, noch geest.

Handelingen 23 : 8.

is niets nieuws onder de zon. ^ Wel in allerlei uitvinding, maar niet in 511 mensch. De mensch in alle land, onder itier'ei volk, onder allerlei hemelstreek, en alle eeuwen die achter ons liggen, was 18 altoos dezelfde mensch. Van God naar beeld en zijn gelijkenis geschapen, en °r de zonde geschonden.

Q ^ooals r.u, in onze eeuw, en ook in

land, de menschen uiteengaan, zich P lfsen, en tegenover elkander staan, zoo s het overal en altoos. De vormen wisl ^en, maar in den grond der zaak bleef ?et onder menschen, waar ook, steeds dee »de gisting, dezelfde woeling, dezelfde 0rsteling.

Jezus vond, toen hij optrad, de Sadduj En wat kenmerkte de Sadduceën ? Dit, ze als regel onder de meer gegoeden ^rden gevonden, en dat ze zoo goed als

'r>d waren voor de geestelijke wereld. „ , fij kras zelfs kwamen ze er voor uit. Ze s loofden niet, dat er een leven na den dood

De ziel stierf, als het lichaam stierf, "gelen waren er niet. En er waren ook geen ndere geesten.

.^e gingen op in dit leven. Ze kenden !et anders dan deze wereld. Ze zagen anders dan datgene wat voor oogen is. 1 11 ze gaven aan dit aardsche leven al 1Un talent, al hun toewijding, al hun

^cht.

• Het waren daarom volstrekt niet allen ^-tinen en vrouwen zonder hooger beS'nsel.

, Natuurlijk leefde een deel van hen enel voor weelde en zingenot, maar toch aten er onder hen ook niet weinigen, ,le hoog zeker gevoel van eere stelen> die zich braaf en deugdzaam gedroegen; en die zich afkeerden van al wat ge^en is en laag.

■^Ueen maar, voor het geestelijke hadden fe oog noch hart. Een geestelijke wereld estond voor hen niet. Daaraan te gelooen> was zelfbedrog. Daarvoor te leven, ,etl illusie. En meelijdend haalden ze .? schouders op, als ze zagen, hoe de ^scipelen van Jezus in die geestelijke we1^ geheel opgingen, en daarvoor alleen eefden.

. Hun wereldbeschouwing stond vast. Uit ^enschen wil en 'smenschen doen moest .et leven verklaard worden, en de ge'chtseinder van dit leven was tot deze eJeld beperkt.

^elfs roemden ze erin, en stofden er ?P> dat zij de deugd om de deugd zelve e*rachtten, en niet, zooals die anderen> braaf leefden om 't uitzicht op een Ce'iwig loon.

Zoo was het toen, en zoo is het nog, 6,1 ook in de eeuwen die ons van Jezus' ^wandeling op aarde scheiden, is er '*°os zulk een groep menschen geweest. sWeest onder de Grieken en Romeinen, |jeweest jn jg middeleeuwen en in de dagen /r Hervorming. En reeds nu vindt ge in Wrika geheel dezelfde groep van perken terug, die we in Europa steeds geend hebben.

p 2e noemden zich toen Saducceën, nu f^siti visten, Agnosticisten of Materialisten.

etl kan de namen omwisselen, het soort Menschen blijft wat het was.

En dat is natuurlijk.

We staan als menschen tusschen twee erelden in. Tusschen de wereld die we ,?0r oogen zien, en de geestelijke wereld, 'e zich achter een gordijn voor ons

Verbergt.

öie twee werelden, eens één, en beom in het rijk der heerlijkheid veer één te worden, zijn thans door zonde ^ vloek uit elkaar gescheurd, en met elkaar 11 tegenstelling gekomen; en zonder boCr,natuurlijke genade is het thans voor _t)s menschen onmogelijk, om beide we^'lden, de wereld die men ziet en de , Rre'd die we niet zien, in hoogere eene'd en harmonie saam te vatten.

Werpt nu het zondig menschenhart zich, ponder bovennatuurlijke genade, eenzijdig op geestelijke wereld, dan krijgt ge den Farien werpt het zich, buiten bovenna,Uurlijke genade, op de zichtbare wereld, atl staat de Sadduceër voor u. Öe Farizeër trekt van den éénen kant meer , *n_> omdat hij zich met geestelijke dingen 1 ez'ghoudt, maar stoot van den anderen 1ant te sterker af, omdat zijn ongeestelijk „art met die geestelijke dingen een onopcht spel drijft.

En de Sadducëer stoot u meer af, omdat hij zich om geestelijke dingen minder bekommert, maar voldoet meer, omdat hij uitkomt zooals hij is, en met geen schijn van heiligheid zich ophoudt.

Tusschen die beide nu schoof Jezus het Evangelie in.

Farizeër en Sadduceër greep hij beide aan, om ons, dank zij de bovennatuurlijke genade, de geestelijke wereld door de particuliere, gratie en de wereld om ons heen door de gemeene gratie op het hart te binden.

Zóó is het Christendom de wereld ingegaan, en zoolang het, door bovennatuurlijke genade, deze twee vasthield en aan beide zich met hooger bezieling wijdde, heeft het Christendom gebloeid, en steeds een zegen gespreid niet alleen voor het toekomende, maar ook voor het tegenwoordige leven.

Verwonder u daarom niet, zoo ge thans dezelfde soort menschen terugvindt.

Het kan niet anders.

Gegeven de tegenstelling tusschen de geestelijke en de stoffelijke wereld, en gegeven ons zondig menschelijk hart, moeten wel die twee licht herkenbare groepen zich vormen. Waar geen bovennatuurlijke genade is, eenerzijds lieden die in de wereld opgaan, en anderzijds lieden die een onwezenlijken schijn van heiligheid aannemen. En daartusschenin de uitwerking der bovennatuurlijke genade in kringen, waarin het Evangelie bloeit en het leven nabij God gekend wordt.

Immers op dit laatste komt het aan.

Wie aan het geestelijke geen zelfstandig bestaan toekent, en daarom de ziel met het lichaam laat sterven, en zoo ook noch engel, noch geest erkent, die kent ook Gods verborgen omgang niet.

Hij moge nog spreken van een Voorzienigheid of nog roemen in Goddelijke krachten die in de natuur werken, hij kent God niet als Geest, en blijft daarom geheel vreemd aan de aanbidding Gods in geest en waarheid.

God als een Geest, met wien zijn eigen geest persoonlijke gemeenschap kan oefenen, bestaat voor hem niet. Hij verstaat niet, dat het den mensch» goed is nabij God te zijn. Het klinkt hem als een ongerijmdheid in de ooren, dat zijn hart een tempel van den Geest, een woonstede Gods zou kunnen zijn. Als hij hoort spreken van Gods verborgen omgang, speelt er een lach om zijn lippen.

Weelde, zingenot, eer bij menschen, braaf-zijn, leven voor een aardsch doel en dat doel bereiken, ziedaar wat hij begrijpt en waarnaar hij grijpt. Al wat daar buiten ligt, is hem fantasie, droombeeld en spel van ij dele inbeelding.

Hij gelooft er zelf niet aan, en als hij van anderen hoort die er wel aan hechten, er offers voor brengen, en er desnoods hun leven voor over hebben, dan roemt hij de beschaving en volksverlichting als de zekerste middelen, om dit jammerlijk bijgeloof der onnoozelen te bestrijden.

Maar geheel dezelfde toetssteen geeft u ook de keur, of ge met een schijn van heiligheid als bij den Farizeër, oftewel met geestelijke heiligheid, als vrucht van bovennatuurlijke genade, te doen hebt.

Velen zijn er, die veel op hebben met de geestelijke dingen, maar uitwendig, in vormen opgaande, in de letter roemend, voor kerkelijke rechten ijverend, en die toch, omdat ze bovennatuurlijke genade missen, nog altoos buiten de levende gemeenschap met den onzienlijken God staan.

En ook dezen verkeeren in zeer ernstig gevaar. Ge weet wat driewerf wee u ! Jezus aan deze geveinsden in het aangezicht heeft geslingerd. Zij zijn daarom niets slechter dan de Sadduceën, of liever, ze staan hooger, in zooverre ze naar een hooger doel jagen; maar de tegenstelling tusschen hun onbekeerd hart en de hooge dingen waarnaar ze grijpen, plaatst hen in zoo bitter valsche positie.

Nu heelt de wereld, en in die wereld de Sadduceër, geen zweem zelfs van recht, om hen hierover hard te vallen, want ze nemen in elk geval een hooger standpunt in. •

Maar Jezus had dit recht wel, en heeft er zonder sparen gebruik van gemaakt. En de kerk, en een ieder die geestelijk is, moet die taak van zijn Heiland voortzetten.

Eerst om af te stooten, maar daarna om te winnen. Te winnen door het Evangelie, door de heilige mystiek die in dit Evangelie zich uit de bloemknop van het geloof ontplooit, om dan de ziel in te leiden tot Gods -verborgen gemeenschap.

Bij den Sadduceër is het, helaas, bijna altoos een ploegen op rotsen, omdat hij aan geên geestelijke wereld gelooft, tenzij dan dat zulk een Sadducëer in zeer diepe

zonde valt, en zijn conscïentie ten slotte de geestelijke wereld voor hem ontsluiert.

Maar bij die anderen is de weg gebaand. Zij erkennen de geestelijke wereld, alleen maar, ze dringen er niet in door. Ze blijven in den voorhof staan, en ontvingen nooit den verheffenden en den bezielenden indruk van het heilige der heiligen, dat door geen voorhangsel meer aan het oog van Gods kinderen wordt onttrokken.

Daar moeten ze heengeleid.

Maar dat kunt ge alleen, zoo ge zelf in het heilige der heiligen zijt ingegaan; en alleen dan mist uw prediking de kracht daartoe, zoo ge zelf niet uit Gods verborgen omgang spreekt.

Want dit staat vast: Wie spreekt, wie getuigt uit het persoonlijk gekende zielsgeheim, in diens woord schuilen weerhaken, en in hem werken krachten des Koninkrijks, waartegen men zich wel verharden kan, maar die altoos diep in de ziel dringen.

Althans, indien het een spreken, een getuigen van heilige liefde is, zoo dat ge bidt, alsof God door u bade: Laat u met God verzoenen!

#ffmeele 25ericï)ten

In de maand September a.s., op een nader te bepalen dag, zal D. V. te Utrecht de 17e Centrale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken plaats hebben. Ter vaststelling van de Agenda worden de Diaconieën der Geref. kerken vriendelijk uitgenoodigd, de punten van behandeling te willen opzenden vóór 12 Augustus a.s., aan het adres van den secretaris.

Het Comité:

G. Struijk Czn., Voorzitter. EnkhuizenG. ter Haak, Vice Voorzitter, Alkmaar. J B. Blankenberg, Penningm. Amsterdam. C. F. von Meijenfeldt. Amstèrdom. Joh. T. de Lange, Ermelo.

W. J. Notebogm. Utrecht.

R. Broekhuizen, Secretaris. Meppel. Mcppel, Juli 1905.

Kort Verslag van de Prov. Synode van Utrecht op Woensdag 10 Juni te Utrecht.

Ds. Klaarhamer opent, bij afwezigheid van de saamroepende Kerk, als Dienaar van de ontvangende Kerk, de samenkomst, gaat voor in den gebede, leest Ps. 150 en richt een woord van welkom tot de gedeputeerden der Classes.

De b.b. Ds. Donner en W. H. Gispen Jr. onderzoeken de credentiebrieven, die in orde bevonden worden. In plaats van br. Barneveld van Vreeswijk is diens secundus, br. Van Zanten van Zeist, tegenwoordig. De primus Ouderling uit de Classis Amersfoort is niet tegenwoordig; evenmin diens Secundus. Ter Synode zijn opgekomen : uit de Classis Amersfoort: D.D. Donner en W. H. Gispen Jr. en de Ouderlingen H. Hiensch en Jb. Ruug;

uit de Classis Breukelen: D.D. J. Koningen G. Elshove en de Ouderlingen I. van der Bijl en J. T. Vis;

uit de Classis Utrecht: D.D. P. J. W. Klaarhamer en K. Fernhout en de Ouderlingen J. van Zanten en K. Vink.

Het Moderamen wordt saamgesteld als volgt: Ds. P. J. W. Klaarhamer Praeses, Ds. W. H. Gispen Jr. Scriba en Ds. Elshove van Breukelen Assessor.

Ds. Fernhout wordt belast met de zorg voor 't persverslag.

De Acta van de voorgaande Prov. Synode wordt gelezen en, onder dankzegging aan den Scriba, goedgekeurd en geteekend.

Ingekomen is:

1. een schrijven van Ds. Buitenhuis, Dienaar bij de saamroepende Kerk, met bericht dat Z.Eerw. verhinderd is ter vergadering te zijn; wordt voor kennisgeving aangenomen;

2. een verzoek van een Emeritus Dienaar om finantieelen steun, dat zal worden behandeld bij 't Rapport van Deputaten voor art. 13 K. O.

3. een missive van den Kerkeraad van Scherpenzeel, met bericht dat Ds. O. Los werd geemeriteerd, en verzoek om een bijdrage van

geemeriteera, en verzoeK uiu ccu uijurage van ƒ 500,— jaarlijks, te beginnen met r Januari 1905; blijft aanstaan tot rapport van Deputaten voor art. 13 K. O.

4. een schrijven van een Dienaar, die meent dat de Classis Utrecht te zijnen opzichte in verzuim bleef, door niet te handelen overeenkomstig het oordeel der Prov. Synode des vorigen jaars in eene hem rakende aangelegenheid. Wordt besloten t antwoorden, dat de Classis Ulrecht niet gehouden is, overeenkomstig het oordeel der Prov. Synode te handelen.

5. een bericht van Ds. Buitenhuis te Vreeswijk, dai hij besloot zijne bezwaren tegen de handelingen der Classis Utrecht inzake de losmaking van een Dienaar, ter generale Synode te brengen. Wordt voor kennisgeving aangenomen.

Naar aanleiding van een ingekomen vraag wordt besloten de aandacht der Generale Synode, bij eventueele nadere regeling van de positie van losgemaakte dienaren, ook te vestigen op de verzorging hunner weduwen;

6. een schrijven van den Kerkeraad van Zeist, houdende toelichting van de voorstellen, door hem ter Classis Utrecht ingediend en door deze doorgezonden naar de prov. Synode, en bezwaar tegen de beslissing van de Classis Utrecht op een ander voorstel, rakende de positie van Dienaren, die ter wille van eenigen anderen geestelijken arbeid, hun dienst tijdelijk

onderlaten moeten. Wordt aangehouden tot be¬

handeling van de voorstellen uit de Classis.

Aan de orde komen thans de voorstellen uit de Classes, inzake de revisie van eenige artikels der K. O.

Een voorstel der Classis Amersfoort: in art. 4 3e alinea van de voorgestelde revisie worde „eenige derzelve" veranderd in „minstens drie derzelve" wordt, na omgezet te zijn in een voorstel: dat de Gen. Synode, bepale, dat het peremtoir examen moet afgenomen worden in tegenwoordigheid van minstens drie Dep. der Prov. Synode, aangenomen.

Een voorstel van dezelfde Classe om ter Gen. Synode voor te stellen, dat in art. 4, 1. voor de woorden „en na voorafgaand vasten" ingevoegd worde: „naar zulks behoefte blijktwordt aangenomen.

Eveneens wordt aangenomen een voorstel Amersfoort om der Gen. Synode in overweging te geven, dat ze zich over de in gebruik gekomen losmaking van predikanten nader uitspreke en, zoo ze in sommige gevallen losmaking gewenscht en noodig acht, een definitieve regeling te dezer zake make.

Een voorstel Amersfoort rakende nadere preciseering van de uitdrukking in art. 11 K. O. (wijziging van Dep.) „hen uiet uit den dienst te ontslaan" wordt, veranderd in een verzoek aan de Gen. Synode, dat ze, bij aanneming van de door Dep. voorgestelde wijziging, een toelichting daarop geve, aangenomen.

Een voorstel van dezelfde Classis, dat de Prov. Syn., gezien de voorgestelde wijziging van art. 47 D. K. O., besluite, dat voortaan, te beginnen met 1906, elke Classis der Prov. Utrecht, drie Dienaren des Woords en drie Ouderlingen naar de Particuliere Synode afvaardigen zal, wordt aangenomen.

Eveneens wordt aangenomen een voorstel Amersfoort om de woorden: „met den navol qende dag" in art. 67 K. O. te behouden.

Het voorstel derzelfde Classis, om voor de komende Gen. Synode te vragen nadere toelichting van het bepaalde in art. 93, Acta 1896, werd reeds ter vorige Synode aangenomen en zal derhalve ter Gen. Synode worden gebracht.

Thans komen de nagekomen voorstellen van Zeist en het bezwaar dier Kerk tegen een des betreffend besluit der Classis Utrecht (zie sub 6) aan de orde.

Het verzoek van deze Kerk om in het voorstel in Art. 14 K. O. in te lasschen de woorden: „of dien voor een anderen geestelijken arbeid verwisselen", door te zenden naar de Gen. Synode, wordt ingewilligd.

De Synode spreekt als haar gevoelen uit, dat de door Dep. voorgestelde wijzigingen van de D. K. O. in 'l algemeen gewenscht en noodzakelijk zijn.

In zake de wijziging van Art. 36 besluit de Synode, ter Generale Synode voor te stellen:

„De Generale Synode verklare, dat onderteekening van de Acte van verbintenis aan de 3 Form. v. Eenigheid niet insluit verklaring van instemming met al. 3 van Art. 36 der Nederl. Geloofsbel. tot tijd en wijle dit artikel in zijn geheel aan een revisie zal zijn onderworpen, en plaatse ten teeken daarvan bedoelde alinea in den tekst der Confessie tusschen haakjes.

Ter zake het Rapport van Deputaten voor de Zending onder de Joden wordt een voorstelAmersfoort, na amendement, aangenomen, aldus luidende: „De generale Synode huidige, wat de Zending onder de Joden betreft, het beginsel, dat deze arbeid uitga van de plaatselijke kerk, daarin, voorzoo veel noodig, gesteund door andere. De arbeid geschiede door daartoe speciaal beroepen Dienaren, en waar dit vooralsnog niet mogelijk is, door gecommitteerden des Kerkeraads.

(Wordt vervolgd.)

§itita!imd.

Rusland. Toestanden in Lijfland en Koerland. Godsdienstoefeningen verstoord, predikanten mishandeld.

in Rusland is de drang om te geraken tot een constitutie, zoo steik, dat de bureaucratie hem op den duur niet meer zal kunnen weerstaan, vooral nu zulke revolutionaire bewegingen zich openbaren.

Zeer droevig zijn de berichten uit Lijfland en Koerland. In de eerste plaats hebben daar werkstakingen plaats gehad, zoowel door fabrieksarbeiders als door menschen die op het veld weiken; de burgerij werd door de stakers bedreigd en aan de bezitters van landgoederen zoowel als aan de fabrieksheeren werden eischen gesteld, die niet inwilligbaar waren. In de ste* den werd de rust door het leger hersteld; ten platten lande is de werkstaking geëindigd, dank zij de vastberaden houding der grondbezitters en van de getrouwgebleven arbeiders.

In den laatsten tijd openbaat t zich de woede der „vreemde" ophitsers (ook de politie schijnt hen zonderling genoeg niet te kennen) tegen de Evangelische of Luthersche predikanten, om het even tot welke nationaliteit zij behooren, — waarschijnlijk omdat zij met christelijke trouw voor het handhaven van de orde gestreden hebben. Reeds werden vele predikanten door personen die niet uit het land af komstig waren, door middel van knuppels en revolvers, en dit gedurende de godsdienstoefeningen, overvallen en mishandeld.

Het verbaast ons, dat de gemeenteleden het niet voor den leeraar opnamen. De Godsdienstoefeningen worden in de Luthersche kerken der provincie goed bezocht. Daarom vreezen wij, dat de berichten omtrent de trouw aan den Tsaar van het Luthersch deel der be¬

volking wel wat overdreven zijn voorgesteld. Dit is zeker, dat men de predikanten mishandelen liet; sommigen zeggen, dat zij er een afkeer van hebben om in het huis Gods te vechten; anderen vliegen aanstonds het bedehuis uit, zoo spoedig de kreet vernomen wordt : „de socialisten komen", terwijl wederom anderen met de revolutionairen gemeene zaak maken.

Men zou dit alles wel voor uit de lucht gegrepen of overdreven kunnen houden, doch het is een feit, dat op bevel van het consistorium reeds verscheidene kerken gesloten zijn, tengevolge van het verstoren der Godsdienstoefeningen door revolutionaire benden en om de gruweldaden, die men aan hen pleegde. Die Kerken zullen gesloten blijven, totdat de weldenkende gemeenteleden waarborgen aanbieden, dat zij verdere verstoringen der Godsdienstoefeningen met kracht zullen weerstaan.

Wanneer men de toestanden, die nu in het land heerschen, vergelijkt met die welke bestonden voordat de Russische overheid begon Lijfland en Koerland te russificeeren en tot de Grieksche kerk over te brengen, dan kon niet genoeg betreurd dat zoo roekeloos werd te werk gegaan. De Russen hebben toen de lagere standen opgezet tegen de toenmalige autoriteiten. Toen waren de inwoners der Oostzeeprovinciën de getrouwste onderdanen van den Tsaar, en tegenwoordig zijn de lagere standen voor een deel door een revolutionairen geest bezield.

Zegt men, dat toch overal hetzelfde verschijnsel werd waargenomen, dan antwoorden wij: in de Oostzee provinciën heeft men de kerk die een dam zijn kon tegen de revolutionaire strooming met kracht en geweld tegengewerkt, en daarom is het niet ie verwonderen, dat de revolutiegeest zich openbaart in de eerste plaats tegen de leeraars eener kerk, die tegenover de Revolutie het krachtigst de banier van het Evangelie opgeheven heeft.

N.-Amerika. Herziening der Li-; turgie.

In De Hope heeft Prof. Dr. Steffens van Holland een artikel geplaatst over de voorgestelde herziening der Liturgie of Formulieren, die bij den kerkdienst gebruikt worden. De Algemeene Synode der Ref. Ch. heeft met 90 tegen 80 stemmen besloten, het ontwerp door de com. aanbevolen, voor de kerken te brengen, opdat de classes besluiten of dat ontwerp aangenomen of verworpen zal worden. Door deze actie van de Alg. Syn. is deze zaak nog niet beslist. Niet de Alg. Syn., maar de kerken als classes vergaderd, hebben in deze zaak het beslissende woord te spreken. De Alg. Syn. van 1906 heeft slechts te constateeren door telling der classikale beslissingen, of het ontwerp aangenomen of verworpen is. Slechts dit eene recht heeft de Alg. Syn. dus nog, onder zekere omstandigheden — indien bijv. de meerderheid op de eene of andere zijde te gering is — de zaak aan te houden en eene nieuwe com. te benoemen.

Dr. Steffens is weinig ingenomen met de voorgestelde herziening. Hij zegt: „De herziening onzer liturgie, zooals die wordt voorgesteld, is van groot gewicht, en derhalve zal men het ons niet kwalijk nemen dat wij onze stem verheffen tegen een ontwerp, dat den geloofsinhoud van de oorspronkelijke formulieren verdonkert. Op dit punt komen wij bij eene andere gelegenheid terug."

De tijd zal het leeren, of de waarschuwende stem van Dr. Steffens en andere rechtzinnige woordvoerders in de Ref. Church gehoor zal vinden.

Aan een Kerk mag het recht niet ontzegd worden, om wijziging aan te brengen in hare formulieren. Maar wanneer de zucht tot wijziging voortkomt uit de begeerte om wat men oordeelt „de scherpe punten der leer'' te zijn, wat af te slijpen, dan wordt het meer dan tijd om zulk eene wijziging met alle kracht tegen te gaan.

Winckel.

f aar linten.

TWEE WEGEN.

IV.

Zaken doen.

Niet zoodra was Steven zeker van zijns broeders erfenis, of hij haastte zich den verfwinkel te verkoopen, en vestigde zich metterwoon op den „Uytkyk."

Hij liet het huis, dat er oud en verfloos uitzag, geheel opknappen, zoodat de „Uytkyk" nu ook den aankijk ten volle waard was. De verwaarloosde tuin werd in orde gebracht, en de „verkenshokken" verplaatst naar een afgelegen hoek. Aan de deur prijkte in groote, fraaie letters, de naam Steven Schravers. Ook inwendig kreeg de „Uytkyk" een gansch ander aanzien. De kamers werden opnieuw geschilderd, de gebroken ruiten geheeld, en alles behoorlijk gemeubeld. Kortom, na een half jaar was heel het huis van gedaante veranderd, en ieder die kwam en het zag — en Steven liet het heel graag zien — vond het mooi, en kon, als hij er vroeger eens geweest was, het huis bijna niet meer herkennen.

Dat was juist wat de nieuwe eigenaar wilde, 't Had hem bij zijn geldgierigheid wel heel veel gekost, zulk een som voor verfraaiing uit te geven, die desnoods ook gemist kon worden, maar Steven had nu eenmaal vast besloten,