N£ 3 - 9e JRQ. Juli —Aug. 1939

(ÏREFORMEERD

"2 VREDE fORGAAN

JMA4NDBIAD VAN DE GEREF. VEREEN

VOOR DAADWERKELIJKE VREDEfACTIE

(Groep van Interkerkelijk-Gerefcrmeerde Anti-Militaristen) Opgericht 10 Januari 1931.

Adres van de Commissie van Redactie: H. L. van Bruggen, Waterweg 173, De Bilt; Adres voor abonnementen, tevens adres van den penningmeester: D. FokkemaSr., Coehoornsingel 50, Zutphen, Girorekening 79406 Abonnementsprijs f 1.— per jaar. Verenigingsadres: O. W. de Graaf, Stationsplein G 18, Heerenveen, secretaris. Voor advertenties wende men zich tot Schermers Drukkerij en Uitgeverij, Bolsward, Telefoon 554.

Het volgend nummer verschijnt D.V. begin September.

REDACTIE.

Wij zullen uw Goden niet eren!

Sadrach, Mesach en Abednego:

Daniël 3:17. Onze God, dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit de oven des brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uwe hand, o Koning! verlossen.

Daniël 3 : 18. Maar zo niet, u zij bekend,'o Koning! dat wij uwe Goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.

Wij leven in het dal van Dura. Hoog en breed en kostbaar is het afgodsbeeld dat opgericht wordt. Machtig veel goud moet opgebracht worden, noodzakelijke uitgaven moeten beperkt, bedrijven ontwricht, schulden vermeerderd worden. Voor 't zwakke en kleine is er niet, want het goud voor het machtige, grote beeld moet er eerst zijn.

Overheden en landvoogden en wethouders en raadsheren, zij komen tot de inwijding van het beeld.

Zij komen niet allen van harte; velen zijn er van overtuigd dat het goud anders besteed had moeten worden; velen zuchten: „Waar gaat dat heen? Dat kan zo niet doorgaan"; velen zijn er van overtuigd: „Deze afschuwelijke afgoderij voert ons naar de ondergang."

Maar toch Deze allen, zij komen tot het beeld.

Méér echter wordt er gevraagd dan alleen het komen: nedervallen, op de knieën voor het beeld, of anders .... ondergang.

Vrije mensen, beelddragers Gods, verlagen zich, zij knielen voor de afgoden, zij kruipen voor de macht van het goud.

Daar zijn er nog wel, wier hart klopt, wier geweten hen beschuldigt, en die belijden, dat alleen de Here God is. Maar zij zijn zo bang: daar zijn immers zo veel verspieders, en daar zijn er zoveel, die onder de bekoring van het beeld gekomen zijn.

„O, Koning! leef in eeuwigheid. Heil! Dit rijk, deze cultuur is eeuwig. Deze macht is onwederstaanbaar. Dit is uw God. Kniel of verga. Breng de eer, breng ze of word verteerd."

Daar zijn drie mannen. Zij zien wel, wat er gebeurt. Zij doen echter niet mee, zij gaan geen compromissen aan en doen niet alsof. Zij buigen ook niet maar even de knie of lichten de pet.

Wat zou het toch voor hen veel gemakkelijker zijn

om met de grote rest mee te doen. Want het is niet alleen de algemene ellende die hen drukt, maar er komt voor hen nog een speciale dreiging bij en dan ook nog de zware verleiding, dat familie en vrienden zeggen: „Doe maar alsof. Buk u toch! Wees toch niet zo stijf, want ook wij worden met u vernield. Uw verzet is toch zinneloos. Gij meent goed te doen, maar brengt het verderf over ons allen. Gij zijt de oorzaak van ons aller ondergang. Dwepers, gij dwaalt, gij zoekt onze vrede niet, maar ons kwaad. Het is uw eigenwillige godsdienst, maar die is erger dan afgoderij. Buk u toch, of uw verderf en ondergang in het brandende vuur is rechtvaardig. Weet gij dan niet, dat zelfs onze schriftgeleerden uitgemaakt hebben, dat gij uit de kerk zult geworpen worden als gij in deze uw dwaling volhardt? Weet het dan toch niet beter dan de leidslieden onzes volks. Uw verzet is revolutionair, in de diepste grond opstand tegen God".

Als familie, vrienden en bekenden hen zoeken te bewegen om toch maar te buigen voor het beeld (al is het in schijn) dan hebben zij het zwaar.

Maar het blijft niet bij dreiging alleen. Ze worden achteruit gezet, in hun zaken aangetast, belachelijk gemaakt, kerkelijke tucht wordt op hen toegepast, straks is men bereid om ze als rotte leden aan het verderf over te geven.

Ze hebben het zwaar, als hun nog een laatste kans gegeven wordt om het gouden beeld te aanbidden.

Ze wijzen die echter af en bewijzen daarmee, dat het opzet is, om het opgerichte beeld niet te willen aanbidden.

Want zij vrezen God, en anders niets en niemand en zij zeggen: „Onze God, die wij eren, is machtig ons te verlossen uit de oven des brandenden vuurs en hij zal ons uit uwe hand, o Koning! verlossen, en zo niet, al zullen wij omkomen, u zij bekend, dat wij uwe Goden niet zullen eren.

Zaterdag 24 Juni kwamen in Amsterdam ter algemene vergadering bestuur en leden van de Geref. Vereniging voor Daadwerkelijke Vredesactie bijeen.

Weinig in aantal waren de getrouwen, maar eenstemmig en beslist was het: „Wij mogen niet en daarom zullen wij niet meedoen. Wij zullen ook niet zwijgen". Daarom deze stem tot u allen, die God vreest en een iegelijk, die de naam van Christus noemt: ,,Sta af van ongerechtigheid". Oorlog is een brok ongerechtigheid. Schone leuzen en fraaie redevoeringen kunnen dat niet verbergen. De werkelijkheid is zonde en onderwerping aan boze machten.

Kiest u, wien gij dienen zult. Als de Here God is, volgt