EEN VOORSCHRIFT, DAT NIET ALTIJD OPGEVOLGD WORDEN KAN.

met hunnen natuurlijken aard en aanleg, en gij zult ze best gezond houden. Dit bewijst trouwens het product zelf. Immers slechts dat wat normaal is, kan gezond heeten, niet dat wat abnormaal is. Toch heeft de kweeker, van zijn standpunt gezien, gelijk. Bij hem staat toch natuurlijk op den voorgrond de vraag, wat wordt mij het best betaald, wat brengt mij het meeste voordeel aan, en daarop wordt alles aangelegd. Zeer goed weet hij dan ook, dat zulk eene dubbele bloem eigenlijk een mislukt product is, maar dat raakt hem niet. Schoone kleuren en vreemde vormen zijn gezocht en worden gevraagd, het ongmeene en nieuwe is gewild, en aan de vraag daarnaar te voldoen, dat is en moet ook zijn streven zijn. Maar zult gij wellicht vragen, wat hebben wij van die bontbladige planten te denken, die tegenwoordig eene zoo groote rol spelen bij den kweeker en zoo bijzonder gewild zijn? En wat zal ik er anders op antwoorden, dan dat de weg der veredeling, voor zooverre die bij deze kweeking wordt toegepast, ongetwijfeld en zeker voert tot een zwakker groei en een wekelijker gewas. Het is algemeen bekend en de ervaring heeft het overvloedig geleerd, dat het wit- en goudbonte blad wekelijker is en gevoeliger voor schadelijke invloeden van buiten, dan het gewone groengekleurde blad; dat de loten door het entsel gevormd , een minder krachtigen groei vertoonen, dan die van den wilden stam, waarop men het entsel gezet heeft, waarin dan ook de oorzaak ligt, waarom men aan zulk een stam de uitbotteude wilde loten dadelijk verwijderen moet. Overal dus zien wij hier als gevolg der veredeling een verzwakten groei, een wekelijker gewas optreden en zien wij als vrucht der kunstmatige behandeling vermindering van kracht. Trouwens leidt daartoe ook de keuze van het entsel, dat men zich wel wachten zal te snijden uit de welig groeiende en krachtige zoogenoemde waterloten, maar waartoe men bepaald gebruikt hout gesneden uit het langzamer groeiende zoogenoemde vruchthout. Dit alles ligt dan ook geheel inde bedoeling van den kweeker, die juist dien getemperden groei verlangt, die weet, dat de snellere groei van den wildeling hem geene vruchten opleveren zal, maar dat hij die plukken moet van het vruchthout op dien wildeling ingeplant, die daardoor eerst een goede vruchtdragende boom worden zal. Duidelijk is het intusschen, dat hier alles door de kunst wordt beheerscht, dat alles hier kunstmatig wordt behandeld, en dat wij ten slotte eene langs kunstmatigen weg verkregene vrucht plukken. Het kan dan ook niet ontkend worden, dat de kunst hier ten slotte een schoone triomf heeft behaald, door ons van den veredelden boom èu meer, èn betere vruchten te doen plukken, dan van den wildeling zouden verkregen zijn. Toch komt het mij voor, dat de toestand, die op die wijze de vrucht is van kunstmatige ver-

132