EEN NIEUWE MEST.

Onder dit opschrift schrijft de Sydney Herald het volgende: „Naar een aantal proeven, door mij over eene reeks van jaren genomen, heb ik de overtuiging, dat petrolie nog iets anders is dan een surrogaat voor de beste guano. Mijn tuin vergaat van ratten en muizen. Dien volgens moest ik de dubbele hoeveelheid erwten en boonen zaaien en somtijds moest ik dit tweemaal overdoen. Van ’t jaar heb ik de erwten en boonen eerst een korten tijd in petrolie gelegd. Geen enkele erwt of boon is door het ongedierte aangeraakt, zelfs niet die, welke ik als proef boven den grond had laten liggen. ledere erwt en boon kwam op en ik moest de staken van 5 en 6 voet nog verlengen. Mijn gewas van uijen werd ieder jaar door maden en mijn knollen door vliegen aangetast. Gedurende de laatste acht jaren goot ik zoodra de insecten zich vertoonden tusschen de rijen water dat op 6 gallons 26 liters) 2 ons (eugelsche) petrolie bevatte. Maden en vliegen verdwenen steeds. Ik geloof, dat besprenkeling van het zaad met petrolie voor het uitzaaien, of het uitgieten van petrolie over droge aarde, om die als guano te gebruiken even goed zou zijn, niet alleen tot wering van alle ongedierte, maar ook als mest. Een vriend zegt mij, dat hij, gehoord hebbende van mijn proeven, vier rijen erwten plantte, van zaad dat hij voor de helft met petrolie besprenkeld, voor de helft een nacht in petrolie geweekt had; de besprenkelde erwten groeien 15 (eng.) duim hoog, de geweekte vier voet. In verhouding van twee wijnglaasjes vol petrolie op 6 gallons regenwater kan men gerust alle groenten begieten. Men zal verbaasd staaan over den uitslag. AARDVLOOIJEN. Als een middel om sommige gewassen, die veel van de aardvlooijen te lijden hebben, zooals koolzaad, knollen en dergelijken, daartegen te beschermen wordt ineen duitsch tijdschrift aangeraden om tegelijk daarmede een weinig boekweit uitte zaaien, omdat de aardvlooijen aan dit gewas boven de anderen de voorkeur geven, en deze derhalve tijd hebben om zich zooveel te versterken, dat het ongedierte ze niet meer benadeelen kan. De overblijvende boekweitplanteu kan men later uit het koolzaad en de knollen uitwieden en als veevoeder gebruiken. Vooral voor stoppelknollen beveelt zich dit middel aan, daar de overblijvende boekweitplanteu later te gelijk met het knolgroen vervoederd kunnen worden.

141