Mededeelingen van het Nederlandsch Instituut van Landbouwkundig Ingenieurs.

Het bestuur van het Nederlandsch Instituut van Landbouwkundig Ingenieurs vergaderde op 9 Mei. Aanwezig waren de voorzitter, Ir. W. de Jong, Ir. H. J. M. Verhey, de vertegenwoordigers voor het Indische Instituut Ir. K. J. Affourtit en Prof, Ir. A. M. Sprenger en de vertegenwoordiger voor het plaatsingsbureau Dr. K. T. Wieringa. Besproken werd o.a. de propaganda voor het werven van nieuwe leden. Besloten werd om bij voldoende belangstelling een 2-daagsche zomerexcursie te organiseeren naar Zuid-Limburg, waarbij bezocht zullen worden, de Roermondsche eiermijn, het stikstofbindingsbedrijf der Staatsmijnen, de Encifabrieken te Maastricht, het Albertskanaal, de forellenkweekerij van de Nederlandsche Heide Maatschappij en een fruitbedrijf. Als voorloopige data werden 16 en 17 September genoemd. Aan de leden zal hierover een circulaire worden gezonden. •« > Boekbesprekingen. De Vogelwet 1936, toegelicht en verklaard door Mr. IV. B. J. Buve en J. Drijver. N. Samson N.V., Alphen aan de Rijn, 1937- 310 PP- Prijs ƒ 4.75. De bemoeiingen van de overheid met het vraagstuk van de bescherming der in het wild levende vogels zijnde laatste zestig jaren sterk toegenomen. In 1880 kwam een wet tot stand tot bescherming van diersoorten, nuttig voor landbouw en houtteelt, welke in hoofdzaak op vogels betrekking had. Door deze regeling werd een vijftigtal met name genoemde soorten ■— alle erkende insecteneters volledige bescherming verleend. Vele andere soorten echter, waaronder grutto’s, tureluurs, sterntjes en uilen mochten vrijelijk vervolgd worden. Deze wet werd in 1912 vervangen dooreen nieuwe, waarvan het prmcipieele verschil met de vorige gelegen was in het feit, dat de eerste wet haar bescherming slechts uitstrekte tot de naar het toenmalige oordeel nuttige diersoorten, terwijl de wet van 1912 een algemeene vogelbescherming wilde bevorderen. Slechts een tiental soorten, schadelijk voor land-, tuinof boschbouw of visscherij werden bij algemeene maatregel van bestuur buiten de bescherming geplaatst. Deze wet was uitmuntend van opzet, maar inde loop der jaren bleek, dat verschillende bepalingen niet aan hun doel beantwoordden, zoodat een herziening zeer wenschelijk was. Deze is tot stand gekomen door de invoering van de Vogelwet 1936 en de daarbij aansluitende uitvoeringsbepalingen, een geheel van maatregelen van zeer goede strekking, _ dat echter zoo ingewikkeld is, dat het zeer moeilijk is, daarin den weg te vinden. Aan deze nieuwe maatregelen is het boek van Buve en Drijver gewijd. Na drie artikelen over „Overheid en Vogelbescherming”, „Wat Nederland nog meer voor zijn vogels deed” en „Internationale Vogelbescherming” volgen tekst en toelichting van de artikelen van de wet en de Koninklijke Besluiten en Ministerieele Beschikkingen. Hoezeer deze Besluiten en Beschikkingen alle wetsartikelen tot in kleinigheden uitwerken, kan genoegzaam blijken uit het feit, dat niet minder dan 20 soorten vergunningen voor het bemachtigen van vogels en hun nesten en eieren daarin worden vastgesteld. De auteurs van het boek hebben hun werk grondig gedaan en zij, die een deskundige verklaring van de wettelijke voorschriften noodig hebben, zullen die hierin kunnen vinden. Men mist echter een register, waarmede men snel de over wet, besluiten en beschikkingen verspreide bepalingen betreffende een bepaalde zaak kan opzöeken. H. N. KLUYVER.

641