gevolg daarvan moeten de schr. in het midden laten. Bij wijziging van de verhoudingen tussen bepaalde anionen en kationen inde voedingsbodem vindt men de meeste groeistof bij hoge N-concentraties. Het groeistofgehalte inde stengeltoppen wordt niet beïnfluenceerd door betrekkelijke tekorten aan de gewone elementen in bemestingsproefvelden; dit niettegenstaande het feit, dat gebrekverschijnselen zich voordeden bij de voor het onderzoek gebruikte planten. Wijzigingen van de osmotische waarde van de voedingsoplossing heeft geen invloed op de groeistofproductie. v.d. L. 173. GARDNER, F. E. and MARTH, P. C. Parthenocarpic frilits induced hy spraying with growth promoting compounds. Bot. Gasette, Vol. 99; 184—195; 4 fig. (’37). Bij Ilex opaca werd door besproeien met oplossingen van 4 verschillende verbindingen de vorming van parthenocarpe vruchten teweeg gebracht. Naphathaleenazijnzuur, in conc. van 0.008 tot 0.004 %> bleek het werkzaamst, gaf 100 %. Hetzelfde deed indolylboterzuur in conc. van 0.1 tot 0.04 %. Met indolylazijnzuur werd hoogstens 85 % bereikt (conc. 0.1 %). De resultaten met appel en druif waren geheel negatief. Schr. is van mening, dat de lange stijl van de eerste een bezwaar oplevert. Bij de druif, met korte stijl, is misschien met sterkere conc. nog iets te bereiken. Bij aardbei werd met indolylazijnzuur (in conc. van 0.005 tot 0.1 %) de vorming van uitwendig normale vruchten verkregen, doch nooit meer dan 1 per bloeiwijze. v.d. L. Werktuigkunde. ALGEMEEN. 174. BOHM, H. Maschinenverwendung in der Landwirtschaft nach der Erhebung des Jahres 1933. Forschungsdienst B. 4, bis. 363—369 C 37). De Schr. geeft een overzicht van het voorkomen van verschillende landbouwwerktuigen in Duitschland, gesplitst naar landstreek en bedrijfsgrootte. Het blijkt, dat het bezit van werktuigen samenhangt met het bedrijfstype, maar vooral de bedrijfsgrootte. Enkele machines blijken onmisbaarder dan andere. Een maaimachine blijkt eerder te worden aangeschaft dan b.v. een zaaimachine. Bij dorschmachines komen groote onregelmatigheden inde verdeeling over de bedrijfsgrootte-klassen voor, die op het voorkomen van dorschmachines in loondienst, of voor gezamenlijk gebruik, kunnen worden teruggevoerd. Vooral de kunstmeststrooiers komen minder voor dan men wel zou verwachten. Dit wordt eraan toegeschreven, dat deze machine niet alle meststoffen naar wensch kan verwerken en eerst bjj een breedte van 3m werkelijk besparend werkt, zoodat de machine nog niet voldoende economisch blijkt te zijn. OOGSTMACHINES. 175. AEBI, W. Ueber die au der Mahmaschine wiekenden dusseren Krdfte. Schweis. Landw. Monatsh. Jrg. 13, bis. 90—zoo. (’37). Schr. geeft een overzicht van de uitwendig op een maaimachine werkende krachten. De trekkracht, die, naar gelang van zwaarte en bouwwijze van de machine, tusschen 100 en 200 kg ligt, ontstaat voor gemiddeld 28 % door het afsnijden van het gras, voor 16 % uit de weerstand, die de maaibalk ondervindt, 27 % rijweerstand en 29 % inwendige wrijving. Een omschrijving wordt gegeven van de krachten, die op de wielen werken en die een koppel veroorzaken, dat als een zijwaartsche druk door de trekdieren moet worden opgenomen. Om deze zijdruk op te heffen, zijn bij de machine met een differentieel en die met een vrijwiel verschillende methoden mogelijk, die worden behandeld. 176. GEORGIUS, J. Der Mdhvorgang bei Grassensen. Landw. Jahrh. B. 83, bis. 49—80. C 37). Zeisen zijn in zeer verschillende vorm en grootte in gebruik. De practijk heeft blijkbaar moeite, de beste vorm van zeis vast te stellen. Men heeft 5 verschillende vormen en grootten onderzocht. De zeis was voorzien vaneen inrichting, waarmee de kracht, die erop werd uitgeoefend, kon worden geregistreerd. Men liet een arbeider onder een stellage door maaien, waarop een filmtoestel was opgesteld. De spanningsmeter was met het filmtoestel gesynchroniseerd. Uit de filmopnamen stelde men vast, dat de zeis ongeveer een cirkel beschreef. Het met elke slag gemaaide oppervlak kon worden vastgesteld, evenals de vordering per slag. Er bleken groote verschillen in per slag gemaaid oppervlak te bestaan, dat vooral afnam, indien de snijdende kant van de zeis meer gebogen verloopt. Elke slag duurde ongeveer 2 seconden. Dit tempo is individueel, en moeilijk te veranderen. Vastgesteld werd, dat het zichten 28 % van de kracht vroeg, de wrijving bij het terughalen 26 %, terwijl 46 % van de kracht noodig was voor het verplaatsen van het afgemaaide gras. De hoek, waaronder de snijkant van

849