Oppervlakte Totale productie Provincie Buenos Aires .. 84.33011a 540.4761011 (1000 kg) ~ Santa Fé .... 45.225 229.257 ~ Mendoza .... 6.300 36.600 overige provincies ...... 18.875 112-973 154730 919-306 De belangrijkste provincie is Buenos Aires. Deze provincie is ongeveer 9 keer zoo groot als Nederland en tusschen de verschillende gedeelten zijn weer groote verschillen in cultuur. De meeste aardappelen worden voortgebracht in het zuid-oosten met Balcarce en Mar del Plata als middelpunten. Het Z.O. van de provincie Buenos Aires onderscheidt zich van de andere deelen van deze provincie en van de andere belangrijke aardappelcentra, doordat men hier maar één oogst per jaar kent. Het klimaat is niet zoo warm als in Brazilië (Zie bijlage I Tres Arroyos), en men heeft reeds een vrij groot onderscheid in zomer en winter. De aardappelen worden gepoot in Octb.-Novb.-Decb. en geoogst in Maart-April. Ook hier zijn plant- en oogsttijd niet scherp omgrensd. Door de lagere temperatuur na den oogst en doordat het product van nature beter houdbaar is, kunnen de aardappelen hier langer worden bewaard dan in Brazilië b.v. en zoo zien we, dat Balcarce en omstreken van ongeveer Maart tot November, dus gedurende 8 maanden, aardappelen ter markt kunnen brengen, die voldoen aan goede of redelijke eischen voor de consumptie. Tot op zekere grens kan men de toestanden daar reeds vergelijken met de toestanden in Nederland. Het zuid-oosten van Buenos Aires had vroeger een zeer goeden naam als leverancier van pootgoed. Tot voor enkele jaren voorzag het niet alleen in eigen behoefte, doch verzond het vrij veel pootgoed naar andere deelen van Argentinië, terwijl een belangrijke export plaatsvond naar Uruguay en een kleine uitvoer naar Brazilië. Aan de teelt van pootgoed werd overigens geen bijzondere aandacht geschonken. De aardappelen, welke te klein waren voor consumptie, werden als pootgoed verhandeld op de wijze, als dit vóór de keuring te velde ook in Nederland het geval was. De teelt vindt er plaats op groote oppervlakten en ik heb verschillende velden gezien van 50, 60 ha en zelfs van 200 ha aan één stuk, alleen doorsneden door eenige strooken mais, waarvan de stengels later werden gebruikt voor het afdekken van de kuilen. Deze rijen mais doen tevens dienst als afscheiding van de verschillende rassen (zie afb. 12). De aardappelen worden geteeld op land, dat eenige jaren is beweid en daarna wordt gescheurd. Na de aardappelen teelt men een paar jaren granen, waarna het land weer „vruchtbaar” wordt gemaakt door het eenige jaren als weiland te gebruiken. Bemesting wordt voor de aardappelen niet gegeven. De teelt wordt soms gedreven door de groote bezitters, een ander maal door aardappelhandelaren, die het land huren. De verpleging vindt plaats door de chacarero’s, die telkenjare hun plaatijzeren woningen en den windmotor, die het drinkwater oppompt, verplaatsen naar de aardappelvelden. De woningen van deze menschen zijn zeer primitief en hun geheele leefwijze is daarmede in overeenstemming (zie afb. 73, 14 en 15). Men kiest dus inde goede

982