LAN GDUKIGE PACHTEN.

misschien noodzaken zullen, wellicht zeer tegen zijn zin, met zijne pachters een geheel anderen weg in te slaan? Hoe men de zaak dus ook beziet, zij is en blijft alzoo voor den pachter in zekeren zin eene zaak, waarop niet te veel gebouwd mag worden en dit zelfs onder gunstige omstandigheden, tenzij dan, dat de voorwaarden van verpachting van dien aard zijn, dat zijl hem genoegzame zekerheid geven, waarop wij straks dan ook terugkomen, hier alleen herhalende, hoe de begeerte van den landman naar een eigen bedrijf dus zeer rechtmatig en allezins natuurlijk heeten mag. En toch kan het niet ontkend worden, dat het gevolg geven aan die begeerte in menigte van gevallen niet verstandig is. Alles hangt hier namelijk af van de middelen, waarover men beschikken kan. Zijn die middelen ruim, zoodat men een bedrijf, niet alleen koopen, maar ook betalen kan, zonder het te bezwaren, en houdt men bovendien genoeg over voor een ruim bedrijfs-kapitaal, dat ten volle in alle behoeften, op zulk een bedrijf voorkomende, kan voorzien, dan voorzeker is de risico bij zulk eene koop niet groot, althans wanneer men zulks met verstand doet en behoorlijk weet, wat men koopt. Is men echter bij zulk een koop verplicht het vooral zuinig aan te leggen met de dagelijksche uitgaven, ze te bekrimpen zelfs, zooveel het maar kan, omdat het bedrag, dat wij als bedrijfs-kapitaal overhielden te klein is, dan is er met dat verkrijgen vaneen eigen bedrijf waarlijk niet gewonnen, maar integendeel veel verloren, want dan komt men in het geval, dat men het ééne doende, het andere laten moet en dat het ons bedrijf allengs aan de noodige levenskracht gaat ontbreken. Waar dit nu toe lijdt, is bekend. Het is namelijk hoe langer zoo meer het stoppen van het ééne gat met het andere en met elk jaar toenemende teleurstellingen. Nog eens dus, hoe begeerlijk een eigen bedrijf schijnen moge, toch trachte men er niet naar, vóór men ruimschoots de middelen heeft om het te koopen niet alléén, maar het ook in elk opzicht geheel naar den eisch te behandelen. Kan men daarover toch niet beschikken, dan haalt men zich daarmede slechts verdriet en zorg op den hals, en zou veel beter pachter gebleven zijn. En is het nu ook waar, dat men bij ontoereikendheid van eigene middelen nog wel geld opnemen kan, zoo blijft echter de vraag, of het niet nog verkieslijker is met den grondeigenaar te doen te hebben, dan met een geldschieter, die toch ook zijne procenten hebben moet, althans zoo de eerstgenoemde een verstandig man is, die begrijpt, zooals dit werkelijk het geval is, dat de belangen van verpachter en pachter niet zoo lijnrecht tegenover elkander staan, als dit soms wel beweerd wordt, maar integendeel, goed ingezien, in menig opzicht

116