EEN WENK UIT ENGELAND YOOR YEEFOKKERS.

Wanneer wij (Duitschers nl.) onderwerpen betreffende veeteelt behandelen —■ zoo schrijft het Landwirthschaftsblatt f. Oldenburg dan richten wij immer uit gewoonte den blik naar Engeland; immers dit machtige eiland marcheert nog steeds aan de spits op dit gebied van het landbouwbedrijf. Welke stroomingen zich in dit opzicht tegenwoordig aan de overzijde van het Kanaal bewegen, blijkt uiteen brief waarvan inde „Landwirth” mededeeling gedaan wordt en waarvan het volgende verdient hier overgenomen te worden: De hooge prijzen, die in het Noordoosten van Brittannie voor de ongehoornde Aberdeens, in het Westen voor het vee uit Wallis, in het Zuiden en inde midden-graafschappen voor de zwartkoppige schapen („Blakkfaceds”) en de Berkshire varkens betaald worden, schijnen het bewijs er voor te leveren, dat de meening, een donkere huid geeft het beste vleesch, steeds meer ingang vindt. Ongetwijfeld mag men daarbij niet het feit voorbij zien, dat de witte kleur der huid gewoonlijk gepaard gaat met zwaarder lichaamsbouw en grover vleesch, terwijl de zwarte huidkleur inden regel vereenigd is met fijner vleesch en meer ineengedrongen lichaam, en kan men haast niet het verband loochenen, dat er tusschen huidkleur en constitutie van het lichaam, misschien ook tusschen deze en smakelijkheid van het vleesch bestaat, al is het tot nog toe niet gelukt eene verklaring van dit verschijnsel te geven. Hoe dit zij, de openbare meening, zoowel van inlandsehe als van buitenlandsche koopers, richt zich voor het oogenblik met voorliefde tot het zwarte vee, en een feit is het, dat de zwarte rassen en veeslagen inde laatste jaren, vergeleken met de lichtgekleurde, zoowel in kwaliteit als in geldswaarde aanmerkelijk zijn vooruitgegaan. De rassen, die in het begin dezer eeuw eene wereldberoemdheid verkregen, treden thans meer op den achtergrond, en ondergaan, evenals in meer dergelijke gevallen, de straf voor een te eenzijdig gevolgde richting bij de fokkerij. Devons en Shorthorns hebben van hun roem verloren, en dit wel ten gevolge van de overdreven zorg, die aan de voortreffelijkste stammen besteed werd; men stelde te groote eischen. Kortom, de smaak of de mode is veranderd, en het zijn thans de zwarte en roode ongehoornde rassen, alsmede de Herefords en Yerseys, waarvan de prijzen, ook door navraag buitenaf, aanmerkelijk gestegen zijn. Terwijl goede en tot vetmesten geschikte ossen en goede melkkoeien van de Shorthorn en Devonrassen, in het inlandsehe verkeer nog steeds gezocht zijn en tamelijk goede prijzen opbrengen, is dit voor vee van deze rassen, dat voor de fokkerij dienen moet, niet meer het geval. Toch ben ik overtuigd voegt de berichtgever er bij dat nog negen tiende der Engelsche veefokkers hun ideaal inde hoogedele Shorthorns met recht zoeken en vinden. De bovenstaande mededeeling geeft tot een paar opmerkingen aanleiding. Eerstens, dat ook bij den handel in vee, de smaak der koopers of „de mode” een voorname rol speelt, waarmede zij, die vee wenschen te verkoopen, wel degelijk rekening te houden hebben. Inde tweede plaats moge het feit, dat sommige Engelsche

156