Elk gebied van menschelijke werkzaamheid heeft dus , vroeger of later , voordeel getrokken uit de gezegende toepassingen der electriciteit; alleen de landbouw is langen tijd geheel buiten den kring gebleven , binnen welken de uitvinders hun vindingrijkheid aan den dag gelegd hebben. Die veronachtzaming zou men hun met recht kunnen verwijten , ware het niet, dat de houding der landbouwers er de voornaamste oorzaak van is geweest. Vasthoudende aan verouderde methodes, hebben zij geen hulp verlangd ! Hebben zij niet de beste bedoelingen miskend en degenen , die met den besten wil bezield waren , ontmoedigd ? Daarmede wil ik niet beweren dat hunne gehechtheid aan vroegere dwalingen zonder eenige uitzondering is. Integendeel. Ook bij weinigen hunner sprak het gezond menschenverstand , doch hun aantal is zoo gering , dat het inderdaad den regel bevestigt. Uiterst zeldzaam zijnde landbouwondernemingen , welke een ruim gebruik maken van dit nieuwe hulpmiddel , terwijl zelfs kleine fabrieken min of meer belangrijke electrische installaties hebben. Die hardnekkigheid op dit punt is al zeer ongelukkig ; zij is des te meer te betreuren omdat van alle bedrijven de landbouw het meest achterlijk is en ook het minst bloeiend. In alle landen der wereld klagen de landbouwers en wordt het platteland verlaten voor de steden en de middelpunten van nijverheid. Het valt niet te ontkennen dat er een crisis heerscht inden landbouw , een crisis welke te voorzien was. Terwijl alles veranderde, de oeconomische toestand overal gewijzigd, het geld in waarde verminderd , en het leven duurder geworden is , is de landbouw geheel bij het oude gebleven. Men volgt er ten naastebij dezelfde methoden als aan het eind der middeleeuwen , dezelfde als in gebruik waren vóór de reusachtige oeconomische omwenteling, die met de ontdekking van Amerika een aanvang neemt. Die stilstand is overbekend : zijn er niet thans nog landen , en zelfs niet de minst beschaafde , waar aan de ploegen geen stuk ijzer te zien is, waar de persen van hout zijn en eenvoudig uiteen hefboom bestaan , die tegen een plank drukt ? Hoe kon de landbouw een winstgevend bedrijf blijven met zulke allereenvoudigste middelen , zulke langzaam werkende en onvoldoende werktuigen ? Dit alles mag voldoende geweest zijn in oude tijden, inde jeugd van het menschdom , maar die jeugd is voor altijd voorbij ; de tijd is voorbij , dat men een stuk land ontgon om er van te oogsten zoolang liet vruchtbaar bleef , en het voor een ander verliet zoodra de opbrengst aanmerkelijk verminderde. Voorbij zijn ook de tijden , waarin de akkers jareu lang braak bleven liggen ; er kan geen sprake meer van zijn , do aarde om te woelen door er beesten op te laten losloopen of de oppervlakte los te maken met een boomstronk , de primitiefste aller ploegen. De grond moet thans zonder ophouden en zonder verpoozing voedsel voortbrengen en wordt daartoe gedwongen door het stelsel van wisselbouw, door herhaalde bemesting, en door herhaaldelijk en diep spitten. De rnensch heeft eindelijk de physiologie van den plantengroei leeren kennen , en hij moet die kennis gebruiken om de aarde zooveel te doen opbrengen als maar mogelijk is : liever twee oogsten dan een. Hij heeft een helder begrip verkregen van de grooto beteekenis van den landbouw voor het menschdom ; wat zou er van de meeste nijverheidsondernemingen terechtkomen , als de landbouw haar niet van grondstoffen voorzag ? De raffinaderijen zouden stilstaan bij gebrek aan suikerriet of suikerbieten ; de spinnerijen bij gebrek aan katoen, vlas enz.; de weverijen wegens

123