DE OPVOEDING EN VERPLEGING VAN VEDLENS EN KALVEREN.

Spreker begon met te wijzen op de wenschelijkheid, dat ook bij beoefening van het landbouwbedrijf theorie en practijk hand aan hand gaan. Te betreuren is het, dat de resultaten van de wetenschap nog zoo weinig door de eigenlijke landbouwers, de mannen van de practijk, in toepassing worden gebracht, ja vaak door dezen zelfs met schouderophalen worden begroet. De wetenschappelijke landbouw stelt geen bepaalde regels vast, maar geeft o. a. de resultaten ten beste, welke verschillende proefnemingen hebben opgeleverd. Zij wijst den landbouwer den weg, leert hem b. v. het onderscheid kennen inden bodem, de invloeden van lucht, licht en warmte en allerhande andere zaken, welke de landbouwer bepaald weten moet, wil zijn bedrijf hem het voordeel opleveren, dat het hem geven kan. Alle koeien geven niet evenveel melk; vaak is onderscheid van lucht of de opvoeding daarvan de eenige oorzaak; en het is weder de wetenschappelijke landbouw, die vaak tot ontdekking der ware oorzaak leiden zal en den weg tot verbetering kan aanwijzen. Zoo leert de wetenschap ons de juiste keuze der kunstmeststoffen, de beste wijze van kruising van het vee en wat niet al! Een boer ziet zijn kalveren lijden aan de zoogenaamde kalverziekte. De wetenschap kan hem nu leeren, dat de oorzaak daarvan vaak schuilt in het toedienen van mengmelk, terwijl de melk der eigen moeder het best is voor het kalf. De bewering, dat die theorie veel geld kost, is niet anders dan een dwaalbegrip, want de wetenschap, op de practijk naar belmoren toegepast, kan niet anders dan den landbouwer financieel ten goede komen. Spreker zou zoo gaarne zien, dat bij den landbouwer de lust tot het opslaan van geschriften over zijn bedrijf wat meer werd opgewekt. Na deze korte, maar met klem uitgesproken inleiding, ging de heer Billroth over tot het bespreken van zijn eigenlijk onderwerp: de opvoeding en verpleging van veulens en kalveren, benevens enkele nuttige wenken nopens de paardenfokkerij. Met het laatste maakte hij een aanvang. Op de vraag: Wat is voordeeliger, het zelf aanfokken of het aankoopen van de benoodigde paarden? gaf de spreker een tweeledig antwoord. Op zware kleigronden, waar het jonge paard bovendien reeds vroegtijdig een handje zal moeten bijspringen in ’t werk, wordt het aanfokken ontraden, daar is aankoopen voordeeliger. Yoor hoogere streken, lichtere gronden daarentegen beval spreker het aanfokken ten zeerste aan. Maar men fokke niet aan, zonder kennis te hebben van het paard en zijn bouw, en dan vergete men niet een goeden hengst, maar ook een niet minder goede merrie te zoeken. Oudtijds mochten in vele streken van ons land alleen van overheidswege goedgekeurde hengsten tot dekken worden gebezigd en werden overtredingen van die bepaling streng getraft. Die verordeningen en keuren zijn inden loop der tijden teloor gegaan. Spreker bejammerde zulks. Tegenwoordig mag men eiken hengst houden en gebruiken, en er zijn nog maar weinig landbouwers, die niet alleen fokken om der beurs wille, maar bovenal tot veredeling van het ras en de soort. Er zijn nog veel te veel lieden, die een goeden hengst voorbijgaan en hun merrie een eind verder brengen, waar ’t dekgeld enkele guldens minder is. Zij gelooven, naar ’t schijnt, dat

4