THOMASPHOSPHAAT EN KAÏNIET OP BROEKGROKD.

gewas over het geheel zeer goed. Na deze tweede bemesting valt er veel op te merken. Zeer opmerkelijk is het, dat juist die akkers die in ’B9 met gemengde mest bemest zijn en daarmede een uitmuntend grasgewas hebben opgeleverd, thans reeds inde verte kenbaar zijn aan een merkelijk minder goeden stand van het gras; de opbrengst zal + Lji minder zijn dan van de daarnaast liggende akkers, die in ’B9 met Thomasphosphaat en kaïniet bemest zijn. Dat de akkers, die in ’B9 bemest zijn met Thomasphosphaat en kaïniet en daarover Chilisalpeter, en toen zeer veel gras hebben opgeleverd, thans, hoewel niet beter doch ook niet minder goed staan dan de daarnaast liggende akkers; op deze akkers heeft de overbemesting met stikstof in het eerste jaar veel meer gras opgeleverd, terwijl die meerdere opbrengst na de tweede bemesting geen zichtbaar nadeel tengevolge heeft; de grond is niet achteruitgegaan. Het met roet overbemeste land stond goed Het roet werkt op dezen grond mogélijk goed, maar zeer langzaam. Het gras staat thans (12 Juni) nog in vollen groei. Het land dat in ’B9 bemest is en nu in ’9O de tweede bemesting gekregen heeft, levert veel meer gras op dan het in ’9O voor ’t eerst bemeste gedeelte. Over het land ziende kan men inde verte het onderscheid duidelijk waarnemen, niet alleen aan de lengte, maar ook aan de kleur van het gewas. In ’B9 keek de witbol (Meelraai) boven uit. Thans zijn het de bruine pluimen van het zwenkgras die boven alle andere uitgroeien, dat gras is verbazend vermeerderd en heeft eene lengte van 0.70—0.80 m. Ook het kamgras is vermeerderd en heeft eene lengte van 0,50—0,60 m. Ook het reukgras en struisgras vermeerderde. Hier en daar ziet men de helder roode bloemen van de beemdklaver. Het mos is nagenoeg verdwenen en de zuurgrassen verminderen sterk. Nog een opmerking. Blok EP is 12 a 1B jaar geleden omgehakt, gebrand en met haver bezaaid, het daarop volgende jaar nog eens gebrand en met haver bezaaid. – De haver heeft een matig gewas opgeleverd, daarna is het land onaangeroerd en zonder bezaaien met gras en klaver blijven liggen. Op dien grond had het blauwgras zich niet goed weer hersteld, witbol en bladplanten behielden de meerderheid, overigens een dikke mosbedekking. Op dat land groeit het gras na eene gelijke bemesting niet zoo goed als op het zuur grasland. Dat land is door branden en met haver beteeld blijkbaar achteruitgegaan. Blok D is eenmaal gebrand en met haver beteeld, ook dat land heeft in 12 jaar tijds den achteruitgang niet weer kunnen inhalen, doch heeft door eenmaal branden veel minder geleden dan blokken E en F die tweemaal gebrand zijn. Wil men groengrond bebouwen, dan moet men niet branden, maar bemesten met phosphorzuur en kali. Door branden wordt een gedeelte van de organische bestanddeelen van den grond vernietigd, de anorganische bestanddeelen, de asch, blijven over, doch er wordt niets aan den bodem toegevoegd. Men zaait haver, die haver wordt gevoed door en van bestanddeelen van den grond, dus gaat de grond achteruit.

132