4 April 1935. 3e jaargang. LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ. No 35. Tweede Blad.

INGEZONDEN MEDEDEELING. Voor Huishoud- \ Land- ( benoodigdheden en Tuinbouw- j naar H. F. KOSTER, Ijzerhandel WILDERVAIMK. Depót Butagas. 0, boer wordt Mensch! Waaneer we met onze gedachten teruggaan naar de oorlogsjaren, toen het geheeie \ •hstributie-apparaat inde war Mep, doordat uit het buitenland néet kon worden aangevoerd, hetgeen we zoozeer noodjg hadden, wanneer We ons allerlei bons en kaarten maar weer even herinneren: broodkaarten, meelbons, suikerbons, bons voor koffie en thee, enz., dan kunnen wij ons niet indenken, dat wij nu Zoo inde put zitten en zooveel tegenkanting ondervinden van hen, die ons toen zoo naar Waarde wisten te schatten. Waarom werd de boer toen zoo gewaardeerd ? Omdat ons kleine landje met zijn toen bijna 7 millioen inwoners, zich niet zelf voorzien kon van het benoodigde voedsel, noodig voor öe volksvoorziening. Alles werd toen op haren on snaren gezet om den boer maarde overtuiging bij te brengen, zooveel mogelijk te Verbouwen, den bodem zoo intensief mogelijk te bewerken, alle maar eenigszins geschikte gronden in cultuur te brengen en dan bovendien nog grasland te gaan scheuren voor kolenbouw. De boer was toen de persoon, waarop het geheeie Nederlandsche volk zijn oog gevestigd had, van wien het alle heil en redding verwachtte, die ten hoogste gewaardeerd werd. Nog herinner ik me uit die jaren de woorden; .O, mensch wordt boer!, waaruit een 2ekere afgunst sprak van hen, die niet din het landbouwbedrijf thuis behoorden. De boer heette in die jaren de gelukkigste sterveling op Neeriands bodem en men achtte zijn voorspoed zóó groot, dat terwilie van het volk de feegeering hem maar maximumprijzen moest Voorschrijven, die hij gelaten aanvaardde. Vanwaar die vergoding van den boer, die tol zoo dikwijls geminacht wordt? Honger prikkelt tot nadenken. Omdat de hersenen van het Nederlandsche Volk, vanaf Zijne Excellentie de Minister die ®n die, tot aan de geringste vrachtjessobarre«ar toe, beseften, dat het zoo moest, dat ®e boer het fundament was inde Ned. Samenleving, want dat anders de maag, de Ne“erlandsche maag zich wel heel gauw zou lavoelen. Honger Is een lastig lets, doch heeft djt voor, dat het de hersenen .prikkelt en *or nadenken brengt. Juist in zoo’n tijd wordt het verstand gebruikt en het algemeen belang fcediend. Wel verre Mggen die jaren achter ons en fee komen ons enkel nog als een sprookje voor. ■Waar is nu de boer, die zach in zijn typische toeedij door de straten van de groote stad kon | r^W€gen in aiie zelfvoldaanheid en door de werd beschouwd als de reddende Niet zoodra was de wereldbrand gedoofd en konden uit alle oorden der wereld de producten weer gehaald worden en gebracht waar toen ze noodig had, of de boer raakte weer in het vergeetboek en het was uit met de leuze: mensch wordt boexl De Moor had zijn plicht vervuld en de oor mocht gaan. Aan den Nederlandsdhen boer oorde zich het Nederlandsche volk niet meer. I? oude koopmansgeest, de ondememerslust iim weer boven en het groot-kapitaal vierde eer hoogtij. De vrijhaadelsvaan wapperde van• . 16deren stadstoren en ontplooide zich aan ere vertrekkende of binnenkomende boot. ien leefde als ineen roes, ineen extase an hoogconjunctuur en aan het verdienen, jOt grof verdienen, scheen geen eind te zul-Jfn komen. leder deed er aan mee, doch ge•pdclijk werd van het platteland alles weg-Kozogen door de groote stad. En toen de crisis ■ÜOg kwam als gevolg va« de ongelijke oeidswaardeering tusschen industrie en han-61 en land- en tuinbouw anderzijds, *as Holland al weer spoedig in last. Genoeg!, we weten het alten aan den lijve. Wij boeren wonden nu miskend en ons wordt toisgund wat ons als een recht toekomt: de . eunmaatregelen, die eigenlijk geen steun in°°uden. De boer is nu bij alen, een enkele, uitzondetoiargelaten, de boeman inde Nederland“ue samenleving. van stedelijke oriënteering, nijverhand els vereenigmgen, Kamers van ’ *a’ veel om °P te noemen, k ™m, al wat niet direct boer is, zingt mede to>sgund°wordt Waarin <*en boer zifn bestaan : En wat voor een beslaan nog. te dit concert speelt de grootsteedsche pers : eerste viool en vooral ©en blad als de cuwo Rotterdamsche Courant slaat daarbij ' «tndf6 gK?°ie trorn’ al 18 het ïe>tod van de ‘ «tere bladen niet minder krachtig. Grootstedelijke lichten ais Prof. de Vries 1 .een Ugthart, om van de andere bekenden kv r to zwijgen, verklaren in woord en ge- de totale overbodigheid van ons: boeren. On»00 waarom ook toet. Jammer, dat ze bb.tkmet de varkens en koeien niet kunnen in.««Ken, Onze varkens worden geteld, onze wen evenzoo en dan zegt de pers dat er °f nog zo(>veel stuks te veel zijn. Ze dan de dieren, doch eigenlijk bedoelen y, ®ns- ’t Zou ook een heele opluchting zijn, anneer die industriede en winstnajagemde inTsa> van ons eens een 100.000 kon opdoeken te« van varkens of koeien. Doelbewust wordt de volksopinie vergiftigd. iji:oo wordt doelbewust de volksopinie vergifbi0(v,en tegen ons opgezet en dan mag ons Vjj . n°g toet eens heef worden; dan moeten hjjj 81165 n°g maar geduldig slikken en ellgen-Jt0 J110? dankbaar zijn voor de sohooters!?; en. toe ons toegeworpen worden. De boer b6 8 eenmaal de dienaar van den stedelßng. hij °er mag zich uitsloven en dood zwoegen, lijjg61 zljn vrouw en kinderen, opdat de stede* meen korte wijle zooveel verdienen kan, I

om de rust van den dag genoegeMjk door _ brengen in luxe, die de boer zlieh niet voor stellen kan. Treffend „mooi” heeft de Nieuwe Rott. Crt dat voor een poos weergegeven ineen paar coupletjes vaneen Afrikaner (ook een stede Ïting) over onze boeren. Een getrouwe lezer van dat blad bewees het den dienst er de aan dacht op te vestigen en gretig nam het Mac het op, omdat het de beteekenis juist zoo " aanvoelde, als die Afrikaner het zeli. Het Veenkoloniaal Landbouwblad komt de eer toe de zuivere beteekenis voor óns er in aan te voelen. Hier zijnde woorden: 1 Eens. Boer plog hom moe, Dogter melk dde koe, ’ Vrouw is aan ’t spinnen, Seun haal gerven binnen, Geld in die kas! Nu. Boer is op zwier, Dogter speul klavier, Vrouw zit in satijn, Seuntje leert latijn. Plaats is belas! Ziezoo, nu weten we het. Vroeger ploegde de boer zich moe en hielp elk in het bedrijf totdat hij bekaf was. Toen had de boer bij een moe lichaam een onbezorgd leven op zijn onbezwaarde plaats en de traditioneele oude kous achter het linnen in het kabinet. Maar nu! Ja nu doen die boeren niets dan bij den weg reizen en mooi weer spelen. Waarom ook niet: het kan immers van dien steun af. En als het er niet af kan, wel dan die bezwaarde plaats nog maar wat meer „belas”, niet waar geachte inzender inde N.R.C.?! De mentaliteit van de stedelijke opvattingen ligt er dik op, De stedeling kan niet zien, dat de boer zich ontwikkelt, z&ch schoolt om ook meer te zijn, en meer te weten, dan zijn voorouders. Dat de boer die stedelijke allures een weinig overneemt, wordt hem kwalijk genomen; dat zijn zoon, die goed leeren kan, ook de kans waarneemt om eens iets anders te worden, dat mag niet. Een boer is een boer! Daarmee uit! Welk een spot heeft een studeerende boerenzoon niet te verdragen van stedelijke studenten, al wordt dat wat minder. Toch behouden in hun studiejaren die jongens vaak hun naam „boer”, d.w.z. in minachtenden zin. Mijzelf kwam eens een dergelijk geval ter oore. lemand uit de ambtenaarswereld had bet met een boer over de toekomstplannen van hun kinderen. De boer klaagde hem zijn nood, dat hij zijn jongen vanwege den slechten tijd niet kon laten doorstudeeren. Dat vond die ambtenaar heel erna al niet erg, „die jongen kon toch best boer worden en als hij geen boerderij kon bekomen, had hij toch altijd nog flinke knuisten om de schop te hanteeren.” Toen de boer hem daarop toevoegde, dat zijn jongens dat toch ook hadden en dus ook aan een schop en ©en kruikar genoeg hadden, antwoordde de ambtenaar: „O, nee, dat kan niet. Mijn jongens moeten studeeren en trachten hooger op te komen, daarvoor heb ik mij toch ook opgewerkt.” Hieruit voelt men, dat er menschen zijn en boeren. Hiertegen, deze publieke vergiftiging door de groote pers, en deie bedorven mentaliteit van hen die geen boer zijn, moeten wij strijden lederen dag, ieder uur desnoods. Elkeen, man en vrouw, allen moeten daaraan mee doen en we moeten laten zien, dat boeren °ok menschen zijn, dat wij niet alleen recht hebben op een menschwaardig bestaan, doch dat we ook voor alle andere dingen als evenmensch van den stedeling dienen erkend te worden. Geslachten lang heeft de boer alles gelaten over zich been laten gaan. Bespot en beschimpt door ieder, diie met hem in aanraking kwam, (hoevele moppen worden er niet over de boeren getapt?), dienende als caricatuur voor humoristische schendblaadjes, gewild ontleedobject voor schrijvers van naam, die hem alles aanwreven wat laag, slecht of dom was, ls de boer tenslotte zijn onrechtmatige behandeling bewust geworden en wil zich ontvoogden van zijn wreedaardige pleegouders, die op hem parasiteeren. De boer van tegenwoordig is geen knul meer, die men bedot, hij is ontwikkeld, wereldkundiger dan de meeste stedelingen durven denken. De boer is al lang de meeste van den stedeling op dit terrein; alleen in zijn strijd om zijn bestaan, kan hij bet niet bolwerken tegen de overige groepen. Saamhoorigheid zal hem ook dat brengen 611 daarom helpe ieder meestrijden tegen de verdachtmakerij en de beschimping van onzen stand. Het gezonde verstand zal tenslotte eenmaal zegevieren, ook daér waar het venijn het hevigst werkt. Onze voorlichting zal éénmaaf gehoord worden, ’t tegengif zijn voor den kanker van de stroomen drukinkt, waarmee het Nederiandsche volk wordt overgoten. O. boer wordt Mensch! Laat dit onze leus zijn om de stad en de pers te overtuigen van het recht dat we hebben aan de evenredige veideeling van de maatschappelijke koek, waarvan ons nu nog niet de kruimkens gegund worden. J. H. H. INGEZONDEN MEDEDEELING. Uw Woning-inrichting SMAAKVOL, SOLIDE ÉN LAAG 11N PRIJs! HERES .. VEENDAM BOV. OOSTEROIEP 101

INGEZONDEN MEPEnEF.T.nufy Pegasus Rijwielen vanaf f 29.50 met Thedinga garantie THEDINGA Markt – Emmen De economische toestand van onze boerenstand in het verleden. Van 1795 tot heden. (Slot.) De landbouwcrisis aan het einde der 19e eeuw. Inde akkerbouw- èn inde weidestreken kwam dit tot uiting dooreen zekere mate van weelde die aldaar heerschte. Ook op de schralere zandgronden heerschte tamelijke welvaart, maar dit ging meer geleidelijk. Daar de landbouwbedrijven goede uitkomsten gaven, stegen hierdoor begrijpelijk ook de pachten. Zoolang met loonende productie gewerkt werd, kon men nog aan deze stijgende verplichtingen voldoen. Doch anders wordt het als na 1877 weer een crisis uitbreekt. Daarmee maakte het tijdperk van bloei weer plaats voor een periode van inzinking. Deze crisis trad vooral inde akkerbouw op en wel door de concurrentie van graan, die we ondervonden van Amerika. Dit land, dat beschikte over zeer goeden cultuurgrond, breidde den graanbouw sterk uit.Door de geringe uitgaven en de goede opbrengsten kon ons land hiertegen niet concurreeren. Door nieuwe spoorwegen en grootere booten werden de vervoerkosten van dit graan naar Europa goedkooper. De beste streken ondervonden dezen terugslag het sterkst, daar zij inden tijd van hoogconjunctuur ook meer in weelde hadden geleefd. De kleine veehouders en zandboeren minder, daar zij een meer geregeld en zuiniger leven hadden geleld. Ook de veehouders hadden van de crisis te lijden, doch niet in die mate als de akkerbouwers. Dit kwam ook mede, doordat Amerika en Duitschland hier veel fokvee aankochten en hiervoor konden goede prijzen worden gemaakt. Om verlichting te krijgen, vroeg men om directe protectie, doch anderen meenden, dat er een andere weg ingeslagen moest worden. Het Nederlandsch Landbouw Comité, opgericht in 1885, ontving adressen betreffende invoerrechten op granen, doch de meerderheid in het Landbouw Comité meende dat bescherming van enkele producten het bedrijf in verkeerde richting zou drijven. Ook werd gepleit voor een gunstiger belastingstelsel voor de landbouwende bevolking. Provinciale Landbouwgenootschappen werden opgericht. Ook de Regeering en Volksvertegenwoordiging wenschten geen bescherming, doch zochten naar andere maatregelen en zoodoende kwam de protectie op den achtergrond. De ingestelde commissie meende, dat verheffing der landbouwers door eigen kracht, tot meer kennis en inzicht, blijvender voordeelen zou opleveren. Al langzamerhand breidde ook het vereenigingsleven in den landbouw zich uit. Provinciale Landbouw-Genootschappen werden opgericht. Vóór dien tijd leefde de bevolking op het platteland te veel op zich zelf en kwam heel weinig met elkaar in aanraking. Het verkeer nam toe en zoodoende kwam het leven ten plattelande ineen geheel nieuw stadium in ongeveer een halve eeuw tijds. Het produceeren voor de wereldmarkt: verdeeling van arbeid; ruimer productie; uitbreiding der geldhuishouding: toeneming van gemeenschapszin; uitwisseling van denkbeelden over het bedrijf. Ook duurde het nu niet lang meer of men kreeg gelegenheid voor landbouw-onderwijs; oprichting van modelhoeven, landbouwtentoonstellingen, ondersteuning van ontginning en het aanleggen van proefvelden. Op voorstel van Staring werden vele Dorps-Landbouw-Vereeniglngen opgericht, die zich ineen kwarteeuw buitengewoon ontwikkelden. Bij de Regeering werd er op aangedrongen een College van Landbouw te benoemen om deze landbouw-zaken bij het Landsbestuur beter te behartigen. Een voorstel hieromtrent bij de Kamer ingediend, werd verworpen. Eindelijk in 1897 kwam het zoo ver, dat er een Afdeeling Landbouw werd Ingesteld met als Chef dier Afdeeling een Directeur-Generaal. Dit was de wensch van vele landbouwers, want nu was de leiding van alle Landbouwzaken in één hand. Omstreeks 1890 kwam de Coöperatie tot sterker ontwikkeling: dit bevorderde ook weer, dat er meer Landbouwcrediet kwam door de Boerenleenbanken of Ralffelsenbanken. Voor de ontwikkeling der jonge boeren werd ook meer gedaan, door het stichten vaneen Landbouw-Hoogeschool en Landbouw Winterscholen. Tevens werden er cursussen gegeven. Dit alles werkte mede tot ontwikkeling van den Boerenstand. Omstreeks 1895 waren de prijzen van Landbouw- en nog laag en de kwaliteit was van vele zuivelproducten niet best. Allengs ging men nu verder met het oprichten van zuivelfabrieken en het aanleggen van Spoor- en Straatwegen. Dit kwam v.n. den handel en het verkeer ten goede. Toch bleven de prijzen der landbouwproducten matig, bijv. rogge kostte f6 per H.L.; haver f4; aardappels fl per H.L.; melk 5 ct. per L.; eieren 2 ct. per stuk; vette varkens f 0.40 per K.G. levend gewicht; melkkoeien f 100 tot f 150. Volwassen paarden f ISO tot f250.

De oorlogsjaren. Deze prijzen stegen geleidelijk lets tot aan 1914, toen zich de groote oorlog ontketende, waar wij mede door het beleid onzer Regeerlng buiten bleven. Nu kreeg men weer een zelfde verschijnsel als vroeger; door den oorlog werden de producten in het buitenland schaars en daardoor duur. Dit had natuurlijk grooten Invloed op den prijs onzer producten en daardoor bedongen wij dan ook hooge prijzen. De prijsstijging werd ook zeer bevorderd door den grooteren geldomloop. De ontwikkeling van den Boerenstand was nu zoover gevorderd op Landbouwgebied, door proefnemingen, onder-I wijs, voorlichting en kunstmestgebruik, dat I er geen land ter wereld was, waar zooveel jen zulke goede producten per H.A. werden ; voortgebracht als in ons land. Dit kwam I ons zeer ten goede inde Jaren 1914 tot 1918. j Had de Landbouw niet op zulk een hoog peil gestaan, dan hadden we zeer zeker ge!vaar vpor hongersnood geloopen, daar uit het buitenland niet veel kon worden Ingevoerd en de Landbouw hier niet op zelfvoorziening was Ingesteld, door de vrijhandelsi politiek die er tot dien tijd werd gevoerd, j Toch was het voor de scheepvaart en in-I dustrie ook een goede tijd. Maar daar er i minder aanvoer was en groote vraag uit j het buitenland, konden de boeren voor hun ! producten hooge prijzen bedingen. ! Bijv. rogge kostte f2O; haver f 10; aardj appels f 5 per Hl/, Melk 12 ct, per Liter, ! Eieren 10 ct. per stuk. Vette varkens f 2 per i K.G. levend gewicht; melkkoeien van f 500 tot f700; volwassen paarden van fBOO tot f 1300. Door den geringen voorraad moest alles in het binnenland gedistribueerd worden. Door de duurte der producten kreeg men vele welgestelde landbouwers, en dit stelde weer velen in staat om van arbeider of pachter, eigenaar te worden. Er werden dan ook vrij hooge prijzen voor den grond bej steed. j Ook werd er zeer veel aan helde-ontginl nln£ gedaan, met als gevolg, veel meer bouwland. Als groot bezwaar deed zich het gebrek aan kunstmest gevoelen. Ook de veehouderij breidde zich uit, om toch maar aan de vraag te kunnen voldoen. Dit was een gouden tijd; niet alleen voor den land; bouw, maar ook de overige bevolking proj fiteerde hiervan. Ook nog na 1918, toen de vrede was hersteld, duurde deze tijd nog voort, maar alreeds na enkele jaren begon men de naweeën van den grooten oorlog ,te gevoelen. De prijs der producten liep steeds terug. Zooals we door den wereldoorlog bergopwaarts gingen, zoo daalden we nu weer. Van 1920 tot 1921 daalde het indexcijfer der landbouwproducten al van 240 op 150, steeds ging de daling verder en inde huidige crisis werd het indexcijfer van 66 voor onze landbouwproducten bereikt. Tijdens de periode van hoogconjunctuur was de landbouw er op Ingesteld om veel j producten uitte voeren. Maar doordat onze nabuurstaten de tariefmuren steeds hooger opvoerden en later ook door contlngenteerlngen en deviezenbepalingen onze uitvoer belemmerden, daalden de prijzen tot ongekende laagte. j In ’t begin van 1933 werd deze toestand , zoo erg, dat de meeste boeren aan den rand van den afgrond stonden. i Als voorbeeld hoe de prijzen der produc| ten waren gedaald, de volgende cijfers: rogge f2.50; haver f2; aardappelen f0.45 per H.L.; melk 2 ct. per L.; eieren IV* ct. per stuk; melkkoeien van f75 tot f125; vette varkens 20 ct. per K.G. levend gewicht; paarden van f250 tot f350. Als men nu bedenkt, dat vele hypotheekboeren inde oorlogsjaren duur land hadden gekocht, kan men zich voorstellen hoe onhoudbaar de toestand vooral voor dezulken moet zijn. Ook de huurboeren moeten nog te hooge pachten betalen. Alom Inden lande’ rees er nu verzet tegen het uitblijven van steun vanwege de Overheid. Toen er inde jaren 1914 tot 1918 gebrek aan voedsel kwam, wist de Regeerlng den boer wel te vinden, door vele voortbrengselen op te vorderen. Hierdoor kon men niet zoo’n hoogen prijs bedingen als op de vrije markt. Doch nu er een groot overschot was en de boeren om een redelijke prijs voor hun producten vroegen, nu klopte men aan doovemansdeur. De nood op het platteland werd nu zoo nijpend en de agitatie zoo krachtig, dat er eindelijk werd opgericht een Nationale Boerenbond, om de economische toestanden van het platteland beter te behartigen. Overal vroeg men om steun voor de landbouwproducten, zoodat eindelijk de noodtoestand werd Ingezien. De landbouwende bevolking had zich tot nu toe alleen toegelegd op de technische ontwikkeling van het bedril f en zich op economisch gebied niet ontwikkeld. Was de boerenstand op economisch terrein beter georiënteerd geweest, mogelijk was het minder ver gekomen dan ; : thans. In 1933 werden de prijzen der producten met regeeringssteun iets opgevoerd, doch de productiekosten kunnen nog niet gedekt ■ worden. En vele boeren zijn met hun betalingen reeds zoo ver ten achter, door de slechte voorgaande Jaren, dat ze te veel moeten Inhalen. Ook voor andere bevolkingsgroepen is de tijd niet best, doch andere groepen lijden

INGEZONDEN MEDEDEEtING. [ ïïeeren Rookers! Zoekt V iets fijns, probeert U dan eens ! VOSSEN-RREUERS-SIGAREN Prijzen vanaf 3 tot en met 15 cent Beleefd aanbevelend, ; J. E. TULLEKEN v/h W. J. TULLEKEN Langestraaf 20 – Telef. 264 WINSCHOTEN. I ——l^^—

er minder onder en zeker is het, dat de prijzen der landbouwproducten veel sterker zijn gedaald dan alle andere eindproducten, zoodat de landbouwende stand een zwaarder juk heeft te torsen, dan eenlge andere groep. (Uit Economische opstellen: „Van den boer, voor den boer”.) INGEZONDEN MEDEDEELING. He* Adres voor Prima Landbouwtouw en Leerwerk 6. J. MET* bij ’t Hoofdstation – STADSKANAAL Wij komen geregeld met een groote voorraad aan de markt te Emmen en Coevorden. Beleefd aanbevelend. De derde ronde. Driemaal is scheepsrecht, dies hebben we voor de derde maal een toumée door Drenthe gemaakt. Wat zullen we er nu van zeggen? Het lijkt ons crescendo te gaan. Steeds komen we nader tot elkaar. Geen wonder, steeds meer komen we in kennis met het Intieme van het Drentsche boerenleven en steeds meer voelen we daardoor aan, wat men hier nog, ondanks alles, te kort konrt. Dit inspireert, vandaar, dat we op de vergaderingen zelf elkander steeds beter begrijpen, waardoor ook steeds meer contact komt tusschen den spreker en zijn gehoor. Ditmaal hadden we ’t genoegen, vele vrouwen ter vergadering te treffen. Het gaat daarmee als hier, in Zeeland. Nog slechts enkele ouderen dragen de Drentsche kleedt), de jongeren hebben de mooie kap afgelegd. Maar wie zal hun ongelijk geven? Het is ons opgevallen, hoe ook de vrouw blijk geeft van warme belangstelling inde vraagstukken waar het om gaat. Geen wonder, want er is stellig geen enkel bedrijf, waarin de vrouw zoo Intens moet medewerken en dus ook moet medeleven als in het klein-boerenbedrijf. Die vrouwelijke interesse deed ons goed, want we weten maar al te wel, dat geen beweging ooit slagen kan, als de vrouw er niet achter staat. Dat heeft de geschiedenis op verschillend terrein bewezen. De Drentsche boer krijgt er slag van, zijn vergaderingen zóó op te zetten, dat er voor elk wat wils is, wat de opkomst inde hand wérkt, zonder dat daarbij de ernst verloren gaat. Steeds meer bewondering krijgen we voor de organisatietalenten van de leiders. Het zijn niet meer uitsluitend de boeren, die de beweging dienen, de heele dorpsbevolking wordt inde actie betrokken, ambachtslieden, winkeliers, onderwijzers, zij allen doen mee! Dat is de weg om te komen tot een sterk agrarisch front! De heraut, die dat op een affiche aankondlgt, heeft in deze streek al succes van zijn trompetteren! Een vrienden-auto voerde ons opnieuw door de streek. Wat is de Drenth gehecht aan zijn grond en wat is hij daarop trotsch! Meerdere Invitaties voor dezen zomer kregen we, omdat het dan zoo mooi is! We gelooven dat graag en we hopen, dat de omstandigheden ons mee zullen zijn om hiervan te kunnen profiteeren. En nu voor de derdemaal: Als Nederlands platteland deed, zooals in Drenthe, dan was de overwinning bevochten, want dan zou het agrarisch element in alle vertegenwoordigende lichamen den toon aangeven, althans daarin zóó sterk vertegenwoordigd zijn, dat van eenige negeering geen sprake meer zou kunnen zijn. Moge die tijd spoedig aanbreken! J. W. ♦ INGEZONDEN MEDEDEELING. KRAMER – Stadskanaal Meubelen – Luxe- en Huishoudelijke Artikelen Alcohol uit suikerbieten? Een commissie van onderzoek ingesteld. De minister van economische zaken heeft een kleine commissie Ingesteld, welke zal hebben te rapporteeren over de vraag, of de bereiding van alcohol uit in Nederland geteelde suikerbieten onder de huidige omstandigheden economisch verantwoord is. In deze commissie zijn benoemd: 1. tot lid en voorzitter: prof. mr. D. van Blom, hoogleeraar aan de rijksuniversiteit te Leiden; 2. tot leden; mr. dr. A. van Doorninck, thesaurier-generaal bij het departement van financiën te ’s-Gravenhage: prof. J. van Gelderen, Oost-Indlsch hoofdambtenaar, werkzaam aan het departement van koloniën te ’s-Gravenhage; dr. P. J. H. van Ginneken, directeur van het Instituut voor suikerbietenteelt te Bergen op Zoom, en ir. C. G. P. Stevens, inspecteur van den landbouw te ’s-Gravenhage; 3. tot lid en secretaris: mr. P. J. Moeton, ambtenaar der afdeeling handel en nijverheid van het departement van economische zaken te ’s-Gravenhage. Aanleiding tot de instelling van deze commissie is geweest de herhaaldelijk bepleite en van andere zijde bestreden wenschelijk-